Heel wat films hebben gespeculeerd over het leven na de dood. In BEETLEJUICE kom je terecht in een bureaucratisch labyrint van wachtkamers, in A MATTER OF LIFE AND DEATH beland je misschien voor het gerecht. Maar hoe zit het in Taiwan, waar de meerderheid van de bevolking offers brengt aan hun overleden familieleden? Betekent dit dat klassenverschillen blijven bestaan nadat je onder de grond ligt? Volgens DEAD TALENTS SOCIETY zijn er niet alleen rijke en arme geesten, maar moet iedereen gewoon doorwerken. Zelfs na je dood ben je niet bevrijd van de grind.
Hoe verdienen geesten hun offers? Door de levenden flink te laten schrikken, en te hopen op een verzoeningsritueel, waar een hele stapel spullen en lekkernijen de oven ingaan en zo in hun handen belanden. Omdat de engste geesten de meeste buit binnenhalen, heeft zich een hele entertainmentindustrie ontwikkeld in het hiernamaals. De proloog legt heel rap de regels uit via een vete tussen twee spookactrices. Catherine (Sandrine Pinna) is een legende in beide werelden, een prachtige vrouw die zelfmoord pleegde in een hotel en sindsdien ronddwaalt in kamer 414 waar ze gasten de stuipen op het lijf jaagt. De jongere Jessica (Yao Yi Ti) begon als Catherine’s protegĂ©, maar maakte de overstap naar vervloekte video’s op het internet en behaalde internationale bekendheid via dit nieuwe medium. De scènes waarin de twee actrices met een glimlach de meest vernietigende beledigingen uitwisselen doet denken aan de hilarische interacties tussen Jessica Walter en Liza Minnelli in ARRESTED DEVELOPMENT.
De recent overleden Rookie (Gingle Wang) heeft geen ambitie om een actrice/influencer te worden, maar belandt noodgedwongen in de entertainmentindustrie wanneer ze in de vergetelheid dreigt te raken. Catherine en haar enthousiaste impressionario Makoto (Chen Bolin) besluiten de schichtige nerd te veranderen in een angstaanjagende verschijning. De scènes waarin Rookie oefeningen doet om beter te leren spoken zijn het hoogtepunt van de film. Hier heeft DEAD TALENTS SOCIETY wat weg van MONSTERS, INC. met een vleugje ALL ABOUT EVE, gecombineerd met een flinke dosis galgenhumor. Eng wordt het niet, regisseur John Hsu leunt duidelijk meer richting komedie dan horror. Hij speelt met de conventies van het genre: bijna de helft van de professionele geesten stelen het iconische uiterlijk van Sadako Yamamura uit RINGU, want dat is wat stervelingen verwachten. Horrorfilms hebben het beeld van de dood zo ver beïnvloed dat spoken tegenwoordig make-up moeten gebruiken om er enger uit te zien.

DEAD TALENTS SOCIETY is vaak amusant en weet zelfs een emotionele snaar te raken met Rookie’s verleden. Hsu vertelde dat hij veel van zichzelf in het personage terugzag, en dat hij bijna zijn hele leven bang was om te eindigen als een mislukkeling. Het was zijn eigen film die hem liet inzien dat er niks mis is met middelmatigheid, dat je echt geen ster of genie hoeft te zijn om een waardig leven te leven. Een mooie boodschap, waarvan de film zelf ook het bewijs is. DEAD TALENTS SOCIETY is verre van een meesterwerk, maar niet uit schichtigheid. Integendeel, sommige scènes zijn té luidruchtig en intens. Er is niks mis met cartooneske komedie, maar Hsu gebruikt zo veel whips, zooms en Looney Tunes-geluidseffecten dat het op de zenuwen gaat werken. Ook het commentaar op technologie en media is erg plat, soms voelt het alsof je naar een Taiwanese RTL Boulevard zit te kijken. Ook al zijn die scènes overduidelijk bedoeld als satire, ik kijk liever helemaal geen RTL Boulevard. Hsu’s kritiek kaart weliswaar unieke problemen van het digitale tijdperk aan, de wereld die hij heeft verzonnen laat te veel open. Niet zozeer qua plotgaten (al heeft het scenario daar ook last van), maar een gruwelijke realiteit waar uiteindelijk niks mee wordt gedaan. Nirvana bestaat niet, er is geen reïncarnatie, zelfs geen hel. Alleen maar dezelfde constante druk waar we nu onder leven. De creatieve uitdrukking die de geesten zoeken in hun optredens zijn onderworpen aan de smaak en de verwachtingen van de levenden. En de geesten die het niet kunnen schoppen tot regionale bekendheid zijn afhankelijk van de schamele offers die hun levende familieleden misschien voor hen achterlaten. Eeuwige rust bestaande uit keihard werken of liefdadigheid kun je niet echt een fijn vooruitzicht noemen. Deze pessimistische conclusie werkt vooral afleidend, en weerhield mij ervan volledig mee te gaan in Hsu’s ludieke komedie.
Gelukkig wordt DEAD TALENTS SOCIETY gered door een opwekkend en warm gevoel van saamhorigheid. Uiteindelijk blijft het ook wel leuk om mensen bang te maken, en tegen het einde van de film weten de personages een sprankje plezier terug te vinden in hun acteerwerk. In lijn met Albert Camus, luidt Hsu’s antwoord op de sisyfusarbeid van de personages: maak je er niet te druk over. Niet erg overtuigend, maar je moet ook wel een echte brompot zijn om niet te worden gepaaid door de charmante cast.