De scenario’s van M. Night Shyamalan kun je vergelijken met bouwwerken waarvan het grootste deel onder water is verborgen. Hier en daar steken torentjes boven het oppervlak uit, maar op het eerste gezicht valt niet uit te maken of ze tot één en hetzelfde complex behoren.
In THE SIXTH SENSE verbazen we ons over het feit dat Bruce Willis zo weinig met de mensen communiceert wier pad hij kruist, totdat blijkt dat hij als geest voor anderen simpelweg onzichtbaar is en we ons realiseren hoe blind we in de voorafgaande twee uur aan alle clues voorbij zijn gelopen. Diezelfde Willis raakt in UNBREAKABLE ook niet zomaar bij een treinramp betrokken. Geen incident in zijn leven, of het wordt wel aangestuurd door kwade genius Samuel L. Jackson.
Ook in SIGNS ligt het Shyamalan-principe van toeval-bestaat-niet weer slim verstopt in een met verontrustende incidenten bezaaide verhaallijn. Mel Gibson speelt Graham Hess, weduwnaar en priester in geloofscrisis die met zijn dochtertje en astmatisch zoontje een boerderij bewoont in Pennsylvania. Het vierde lid van het huishouden is Graham’s broer Merrill (Phoenix), gesjeesd baseball-talent en praktizerend nietsnut. Op zekere dag verschijnen er graancirkels op Graham’s land en klinken er vreemde geluiden rond het huis. Tv-beelden van vliegende schotels boven Mexico Stad bevestigen de vrees dat de menselijke beschaving dan toch eindelijk het ultieme B-film scenario beleeft: een invasie uit de ruimte.
Dat is zegmaar de grote lijn van SIGNS en als iets opvalt is wel hoe makkelijk de regisseur zich conformeert aan de clichés van het genre. De SF-plot van de film is met MARS ATTACKS! meets NIGHT OF THE LIVING DEAD zelfs afdoende omschreven. Maar Shyamalan is een te serieus filmmaker om het hierbij te laten. Het zijn de grote en kleine voorvallen uit het leven van de personages én hun individuele eigenaardigheden die uiteindelijk de doorslag geven in het verhaal. Dat Hess’ dochtertje Bo overal glazen water laat staan omdat ze ‘besmet’ zouden zijn is van niet minder groot belang dan het in flashbacks opduikende auto-ongeluk waarbij Hess’ vrouw het leven verloor en Hess zelf zijn geloof in God.
En toch haalt SIGNS niet het niveau van Shyamalan’s voorgaande films. Het zorgvuldig uitgewerkte, maar op de keper beschouwd ook wat banale idee dat niets in dit leven zonder zin is, staat ditmaal in dienst van Hess’ uiteindelijke terugkeer naar het geloof, een catharsis waar niet-religieuze kijkers waarschijnlijk de schouders over zullen ophalen. En dan is er het absurde raamwerk van de alien invasion naar jaren ’50 model, dat zo rudimentair en low-tech is weergegeven, dat Shyamalan wel nooit de bedoeling zal hebben gehad zijn kijkers in de realiteit van het gebeuren te laten geloven. Maar low-tech of niet, de dreiging uit de ruimte is weer net te concreet vormgegeven om uitsluitend als metafoor van de voor louterende rampspoed te functioneren.Resultaat is een verhaal dat, rustend op twee ongelijksoortige pijlers, geen moment zijn balans weet te vinden.
Blijven over de scènes waarin de regisseur zijn unieke talent etaleert voor een type suspense, waarbij less steevast more blijkt te zijn. Hess die vanuit het slaapkamerraam van zijn dochtertje plotseling een gestalte op het dak van een graanschuur ziet staan zorgt voor een schrikmoment dat ik dit jaar nog geëvenaard moet zien worden. Of neem de op zich weinig spectaculaire opmerking van een vader dat hij zijn kinderen niet meer hoort spelen. In de opbouw van een verontrustende atmosfeer kent Shyamalan anno 2002 zijn gelijke niet. En wie op grond van eerder werk meende dat de regisseur geen gevoel voor relativerende humor bezit, staat ook nog een verrassing te wachten. Maar toch. Terugkerend naar de beeldspraak uit het begin van dit stuk: bij het dalen van het waterpeil kan weliswaar worden geconstateerd dat de torentjes tot één bouwwerk behoren, maar niet de organische eenheid vertonen die we van de architect gewend zijn.
Copyright Phil van Tongeren. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #56, najaar 2002.