In THE HOBBIT: THE DESOLATION OF SMAUG zoeken Bilbo, Gandalf en de dertien dwergen verder naar de schat. Maar het is niet al goud wat blinkt.
Het gezelschap is op weg naar de Eenzame Berg waar de geroofde schatten van de dwergen, bewaakt door de draak Smaug, liggen te wachten. Voor ze daar aankomen moeten de helden nog vele andere gevaren trotseren: het met enorme spinnen bevolkte Mirkwood, de kerkers van de boselven en een horde orks. Ondertussen verlaat Gandalf de groep om de mysterieuze Necromancer te bestrijden.
Het acteerwerk in dit middenstuk uit de trilogie is overwegend sterk. Vooral Ian McKellen steekt er met kop en schouders bovenuit. Hij en Gandalf zijn haast niet meer van elkaar te onderscheiden. Martin Freeman is een uitstekende Bilbo, maar krijgt helaas te weinig ruimte. In een bijrolletje als de burgemeester van Laketown tovert Stephen Fry een glimlach op ons gezicht.
Wat echter vooral indruk maakt, is de visuele pracht. Er is zoveel te zien dat je af en toe het beeld zou willen stilzetten om de landschappen, kastelen en dorpen in je op te nemen die uit de Weta-computers werden getoverd. Bijzonder spectaculair is een gevecht op het water tussen dwergen, orks en elven. De dwergen (en één hobbit) worden in houten vaten meegevoerd door een rivier, er vliegen pijlen, er wordt gesprongen van het ene vat naar het andere en – alsof dat nog niet genoeg is – er wordt gerend langs de waterrkant. Een ware tour de force waarvoor Jackson zijn hele trukendoos opentrekt. Wat betreft actiescènes weten we allang wat Jackson kan: denk aan de zombies die met een grasmaaier te lijf werden gegaan (BRAINDEAD), het nijlpaard met een machinegeweer (MEET THE FEEBLES) of het grootse slagveld in THE RETURN OF THE KING.
Maat houden kan hij helaas niet. “He cannot see beyond his own desire” wordt dwergenleider Thorin op een gegeven moment verweten. Het is een zin die evengoed op Jackson en de studiobazen van toepassing zou kunnen zijn. We rollen van de ene achtervolging in de andere, van gevecht in ontsnapping en van het ene monster naar het andere. Tijd om op adem te komen is er nauwelijks. De enige rust wordt geboden door een stompzinnig subplotje over het geflirt tussen elf Tauriel en dwerg Kili, dat je naar de achtervolgingsscènes doet terugverlangen.
Wanneer in de THE LORD OF THE RINGS-trilogie een personage doodging of zelfs maar in levensgevaar verkeerde, leefde het publiek mee. We leerden de personages kennen en sloten ze, ondanks hun zwakheden, in ons hart. In THE DESOLATION OF SMAUG leren we helaas niemand echt kennen. Met maar liefst dertien dwergen, een hobbit, Gandalf, een paar elven, een handjevol mensen en een draak is de film overbevolkt. Waarschijnlijk kan alleen Peter Jackson zélf al die dwergen uit elkaar houden. Als er iemand in gevaar verkeert, laat het ons dan ook koud. En hoewel de film nota bene naar hem vernoemd is, wordt Bilbo door alle drukte naar de achtergrond verdrongen, ten faveure van personages die niet eens in het boek voorkomen (Legolas) of zelfs helemaal door Jackson en consorten zijn verzonnen (Tauriel).
Tegen het einde, als dan eindelijk de gevreesde draak ten tonele verschijnt, krabbelt de film weer een beetje op. Bilbo moet, oog in oog met Smaug, op zoek moet naar dat ene heel bijzondere juweel tussen al het goud wat de draak bewaakt. De ironie ontgaat ons niet: tussen alle oppervlakkige glans en schitter van THE DESOLATION OF SMAUG zit een goede film verstopt. Je moet alleen diep graven om hem te vinden.
DI: Warner Bros. Copyright Lieuwe van Albada. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 11 december 2013.