Wellicht geïnspireerd door de vrij recente reboots/requels van HALLOWEEN en SCREAM vond Ole Bornedal het nodig een vervolg te maken op zijn ijzingwekkende culthit NIGHTWATCH/NATTEVAGTEN uit 1994. Echt ijzingwekkend wil NIGHTWATCH: DEMONS ARE FOREVER niet worden; het zijn vooral de veteranen uit het origineel die deze bloederige scandithriller drijvend houden.
Zou er ergens in een cinematisch universum een psycholoog rondlopen die zich specifiek bezighoudt met overlevenden van een horrorfilm c.q. slasher? Wie ternauwernood meermaals aan de dood is ontsnapt of diverse vrienden heeft zien sterven, moet toch een trauma van jewelste gekregen hebben? In het universum dat in 1994 begon met de Deense culthit NIGHTWATCH/NATTEVAGTEN bestaat zo’n therapeut in ieder geval niet. Als we in NIGHTWATCH: DEMONS ARE FOREVER na dertig jaar de voormalige nachtwaker Martin Bork (Nikolaj Coster-Waldau) weerzien, gaat hij nog steeds mentaal gebukt onder de gebeurtenissen van destijds. In de climax stonden Martin en zijn vriendin Kalinka op het punt gescalpeerd te worden door seriemoordenaar Wörmer (Ulf Pilgaard), maar werden op het nippertje gered door Martins beste vriend Jens (Kim Bodnia).
Anno nu leren we dat het trauma dusdanig was dat Kalinka zich heeft verhangen en Martin sindsdien genoeg zware pammetjes slikt om een roedel Deense doggen mee te verdoven. Niet zo gek dus dat hun dochter Emma (Fanny Leander Bornedal) opgescheept zit met vele vragen, want haar ouders hebben hun gruwelijke avontuur al die jaren voor haar verzwegen. Een toevallige ontdekking in een oude schoenendoos zet haar op het spoor van Wörmer, die nog blijkt te leven. Blind, opgesloten en catatonisch weliswaar, maar toch. Ook neemt ze hetzelfde baantje aan als haar vader destijds, als nachtwaker in een mortuarium. Op dezelfde plek, het Forensisch Instituut van de medicijnenfaculteit. Net op het moment dat een nieuwe seriemoordenaar Kopenhagen onveilig maakt. Toeval?
Nee, natuurlijk niet. Regisseur/scenarist Ole Bornedal wil zijn vervolg overduidelijk kneden op de manier van een legacy sequel à la SCREAM (2022) en HALLOWEEN (2018). Een nieuwe generatie Deense studenten krijgt te maken met een copycat-killer, zodat de geschiedenis zich min of meer herhaalt. Een aanpak die niet bepaald goed werkt. Bornedal probeert Wörmer eenzelfde mythische statuur te geven als Ghostface, Michael Myers en Hannibal Lecter, maar daarvoor is dat personage gewoonweg te banaal. Dan is Bent (Casper Kjær Jensen), een ‘discipel’ van Wörmer die bij hem in het gesticht zit, toch een flink stuk enger. Ook de ‘humor’ is aangepast naar deze tijd. De corporale, veelal seksistische capriolen waar Martin en Jens zich (en soms ons) destijds mee vermaakten, zijn ingeruild voor niet-grappige kwinkslagen over gender en de veranderde seksuele mores. ‘Wat als mijn lijf Google Maps is en mijn k*t een vissersdorp?’, grapt iemand. Nu ik het opschrijf, zie ik de grap nog steeds niet, maar misschien ligt dat aan mijn Generatie X-handicap? Dat zal dan ook wel de reden zijn waarom het moment dat Jens weer in het verhaal verschijnt, zeer welkom aanvoelde. Bodnia en Coster-Waldau zijn inmiddels wereldberoemd door series als Game of Thrones, Killing Eve en The Witcher, maar kruipen met gemak weer in de rollen die hun doorbraak betekenden. Hun paar scènes samen zijn een stuk plezieriger om naar te kijken.
De slotakte die daarna wordt ingezet, is trouwens ook nog wel van redelijk niveau. Scenarist Bornedal moet zich dit keer in iets meer bochten wringen om de identiteit van de moordenaar te verhullen, maar de finale is solide en redelijk spannend. En daarna is het ook echt afgelopen, want gelukkig snapt de regisseur zelf ook wel dat er verder geen enkele rek meer zit in deze franchise.