Een vijfde van alle Koreanen trok de afgelopen maanden naar de bioscoop om THE HOST (GWOEMUL) te gaan bekijken. Voor een gitzwarte, eigenzinnige, sociopolitieke film die met een vlijmscherp mes langs alle lagen van de Koreaanse samenleving schraapt, is dat opmerkelijk.
De nieuwe filmische oorvijg van regisseur Joon-ho Bong (MEMORIES OF MURDER) ging daarna op snoepreis langs diverse genrefestivals en snaaide er de ene prijs na de andere weg. In Brussel gloeide juryvoorzitter Brian Yuzna van enthousiasme toen de film er op het 25ste Internationaal Festival van de Fantastische Film verdiend de Gouden Raaf won. Nessie’s stoute broertje is de beste monsterfilm van de laatste jaren en verdient alleen daarom al een reguliere bioscooprelease.
Het juryrapport in Brussel had het over een fantastisch monster in een fantastisch verhaal. Laat dat eerste dichter bij de waarheid liggen dan het tweede: de amfibieachtige gluiperd begeestert méér dan de zoektocht van een wanhopige familie naar de ontvoerde kleindochter. Ondanks het zwakkere middenstuk neemt Joon-ho Bong zonder enige moeite hersendode Amerikaanse blockbusters als GODZILLA in een vernietigende wurggreep. Hij balanceert met zijn voor amper tien miljoen dollar gedraaide monster madness op het slappe koord tussen actie, slapstick en horror. Het no nonsense-toontje is genadeloos on-Hollywoodiaans. De knapste scène zit al vroeg in de film: terwijl de drums ritmisch aanzwellen, begint het monster aan zijn eerste slooptocht aan de oevers van de rivier. Het is misschien wel de energiekste, spannendste en vitaalste scène van dit filmjaar.
Voor het monster in beeld komt, plant Joon-ho Bong in een proloog de wortels van het kwaad. In de lijkenkamer van de Amerikaanse legerbasis in Yongsan, Zuid-Korea, brult een Amerikaanse militair een Koreaanse onderdaan toe dat hij alle oude flessen formaldehyde in de gootsteen moet uitgieten. De bizarre proloog is geen Troma-achtig trucje om wat komen gaat met goedkope maatschappijkritiek te injecteren, maar gebaseerd op een echte gebeurtenis. De Amerikaanse militair McFarland werd naderhand door de Amerikaanse regering in bescherming genomen en kon vijf jaar lang zijn straf ontwijken. Joon-ho Bong schrikt er niet voor terug de pijlen op zijn boog richting Amerika af te schieten.
Wat later in de film staan twee vissers doodleuk tot aan hun middel in de Han Rivier te hengelen. Een klein, venijnig visje bijt hen in de vinger. Nog eens vier jaar later draait een eettent aan de oevers van de Han Rivier overuren. Het is een mooie, onschuldige, herfstige oktoberdag. Tot het gigantische monster zich uit de rivier hijst en aan een vernielzuchtige raid langs de oever begint. Met een perfecte krul slingert het zijn staart rond een klein meisje om haar mee te nemen bij zijn duik in de rivier. Het is het begin van een zowel enerverende als enigszins onevenwichtig uitgewerkte wanhoopszoektocht naar het meisje, maar ook naar de ziel van haar disfunctionele familieleden. De Amerikaanse regering suggereert dat het monster de drager is van een onbekend maar uiterst gevaarlijk virus en brengt een chemisch wapen in stelling dat herinneringen oproept aan de rotzooi die tijdens de Vietnamoorlog werd gedropt.
Onder de oppervlakkige Godzilla-verhaallijn gloort niet alleen een ferme dosis satire, maar ook een sociale parabel, gedragen door solide karakters die een dwarsdoorsnede vormen van een complexe maatschappij. Aan het eind worden de verhaallijnen in elkaar gevlochten, maar Zuid-Korea is Amerika niet: een happy end is niet altijd zo happy. Integendeel, na de laatste confrontatie kleeft Joon-ho Bong nog een trieste, zwaarmoedige codex aan de prent. THE HOST is grappig, snedig en leuk, maar kruipt door een onaangename en naargeestige ondertoon ook onder de huid. Het is maar te hopen dat die extra laag in de onvermijdelijke Amerikaanse remake niet weg wordt geschraapt.
Di: A-Film (BE: 6 april / NL: 26 juli)
Copyright Hans Dewijngaert. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 21 juli 2007.