In een tijd waarin veel horrorfilms net even dat extra beetje meer willen zijn dan een ordinair griezelfestijn, voelt de nieuwe van Alexandre Aja ironisch genoeg aan als een welkom fris briesje. CRAWL is een heerlijke throwback naar de rampenfilms en Animals Attack-spektakels uit de jaren zeventig.
In 2017 gebeurden er twee dingen die uit zullen leggen waarom CRAWL van Alexandre Aja tot nu toe een van de betere horrorfilms van het jaar is. Allereerst kwam GET OUT van Jordan Peele uit. Een uitstekende eersteling van de regisseur, daar is iedereen het wel over eens. Helaas kwam er met die film ook een nageboorte mee in de vorm van de vreselijke term ‘elevated horror’. Pretentieuze filmjournalisten buitelden likkebaardend over elkaar heen om de nieuwe horrortrend te duiden: eindelijk kwamen er enge films met een diepere laag. Eindelijk was er een griezeloptie voor het intelligentere bioscooppubliek dat normaliter de neus ophaalde voor De Gewone Horrorfilm.
In datzelfde jaar constateerden culinaire journalisten ook een nieuwe trend, toen plotsklaps overal restaurants verschenen met klinkende namen als Tostiria, Tostirette en Tosti de Luxe. Hippe plekken waar de geroosterde twee witte boterhammen met kaas en ham waren vervangen door twee sneetjes glutenvrij brood met apenbroodboompitten en daartussen flinterdun gesneden avocado, vegetarische chorizo en een schuimpje van rabarber. ‘De tosti maakt een comeback!’, toeterde het keukenjournaille. ‘Maar dan next level!’ En ook vier euro duurder dan een gewone tosti, maar daar maalde niemand om. Je mocht weer gezien worden met die antieke lunchsnack!
En zo komen we bij CRAWL, het horrorfilmequivalent van die ouderwetse tosti ham/kaas. Vakkundig gebakken met hier en daar een aangebrand plekje, zodat het in combinatie met het gesmolten gloeiendhete beleg en een klodder ketchup stiekem toch duizend keer beter smaakt dan zo’n culinair verzinsel met te ver doorgedachte ingrediënten. Het uitgangspunt is om te beginnen zo eenvoudig dat je je afvraagt waarom het nog niet eerder is gedaan.
Het zuiden van de Amerikaanse staat Florida zit middenin het regenseizoen, dat dit keer een stuk heftiger is dan anders. Hele steden stromen over, zodat het voor de lokale alligators plotseling bijzonder eenvoudig wordt om buiten hun jachtgebied te gaan dineren. Dave Keller (Barry Pepper) en zijn dochter Haley (Kaya Scodelario) komen daar helaas net te laat achter wanneer ze vast komen te zitten in de grote kruipruimte onder hun oude huis. Een kruipruimte die ook nog eens langzaam vol begint te stromen met regenwater dat net zo meedogenloos is als de hongerige visite die geduldig ligt te wachten. ‘Who will survive and what will be left of them?’, luidde de fameuze tagline op de filmposter van THE TEXAS CHAIN SAW MASSACRE. De zin somt exact het verdere verloop van CRAWL op.
Scenaristen Shawn en Michael Rasmussen lieten in 2015 met het onderschatte THE INHABITANT al zien dat ze een broertje dood hebben aan originaliteit, maar wel goed uit de voeten kunnen met bekende horrorthema’s. In CRAWL grijpen ze terug naar de jaren zeventig en mengen vakkundig elementen van de toen zo populaire rampenfilms (THE POSEIDON ADVENTURE in het bijzonder) en de Mens versus Wild Dier-films die destijds in het kielzog van het succes van JAWS aan de lopende band werden gemaakt. Hun pretentieloze scenario doet wat elk goed horrorscenario doet: alles wat ook maar enigszins ruikt naar dood hout of overtollig vet is verwijderd, zodat de focus volledig ligt op pure griezeleffecten.
Het beste voorbeeld daarvan vinden we in de twee hoofdpersonages. Vader en dochter Keller worden in de eerste tien minuten met brede verfstroken op het doek gezet, de Rasmussens geven ons in die korte tijd alle informatie die we als kijker nodig hebben. Geen enkele scène is overbodig. Regisseur Aja draagt daar ook zijn steentje aan bij, door met een snel shot van een fles goedkope whiskey in het huis van Dave zonder overbodige expositiedialoog duidelijk te maken dat pa meer slokjes lust dan goed voor hem is. Wanneer de eerste alligator in beeld verschijnt, staat het minimum aantal speelstukken op het bord om CRAWL effectief uit te spelen. Het verstand van de kijker kan vanaf daar op nul en er hoeft alleen nog maar achterover geleund te worden om nagelbijtend de ontsnappingspogingen van de Kellers te bekijken. Een doodgemept cliché uit een rampenfilm met water wordt al zo vroeg ingezet dat we zelfs niet meer voor melodramatische flauwekul in de slotscène hoeven te vrezen. Pa Keller lijkt al vroeg verzopen, maar Haley heeft zijn hart na twintig seconden alweer aan de praat. Opstaan en door!
Het is heerlijk verfrissend allemaal, hoe simpel de film ook is. Geen quinoaschuim, druppeltjes wasabi en rechtsgedraaide artisjokkenyoghurt op deze horrortosti. Niet vernieuwend, niks geen dubbele laag, gewoon ouderwets genieten van twee geroosterde witte boterhammen, kaas, ham en twee flinke emmers ketchup. Want dat het lunchtripje van de enorm geloofwaardige CGI-alligators hier en daar een groot succes wordt, dat zijn de Rasmussens ook niet vergeten op te schrijven. Ze maakten van CRAWL een bloederige en bottenkrakende griezelsnack die tegelijkertijd een hoognodige middelvinger is naar iedereen die vindt dat er nu alleen nog maar plek moet zijn voor ‘elevated horror’.
Distributeur: UPI. NL: 11 juli, BE: 24 juli 2019. Copyright Vincent Hoberg. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 11 juli 2019.