Het gaat goed met de horror-industrie. De grootverbruiker van fantastische films wordt op zijn wenken bediend. Maar voor de fijnproever blijft er genoeg te klagen. Een peperdure productie als WHAT LIES BENEATH (zie hierboven) met twee A-list filmsterren en een dito regisseur probeert een zo groot mogelijk publiek aan te spreken, en neemt om die reden geen enkel risico.
Het gevolg is een gezapige film, waarin de kijker alles wordt voorgekauwd. Dat valt te verwachten bij een film met een budget van 100 miljoen. Moeilijker wordt het te bevatten wanneer kleine Amerikaanse horrorfilms aan hetzelfde euvel lijden. Rip-offs, slashersequels en dertien-in-een-dozijn films uit de V.S. zijn vaak het filmisch equivalent van McDonald’s voedsel: het is altijd en overal hetzelfde en er zit kraak noch smaak aan. Zelfs de makers van – pak ‘m beet – I STILL KNOW WHAT YOU DID LAST SUMMER en URBAN LEGEND zijn louter gepreoccupeerd met technische vakbekwaamheid en innerlijke logica; criteria waaraan elke vorm van spontaniteit of enthousiasme wordt opgeofferd. Juist bij dit soort films, die hun geld toch wel terugverdienen, zouden filmmakers wat meer risico’s moeten nemen. Dat ze er maar weer eens plezier in krijgen. Zo beschouwd komt een film als PROMENONS-NOUS DANS LES BOIS als een verademing. Want hoewel de film overduidelijk wil inhaken op de slasher-revival en het succes van THE BLAIR WITCH PROJECT (de distributeur doet daar nog een schepje bovenop door er een Engelse titel op te plakken), probeert hij tegelijkertijd een ode te zijn aan de films van Dario Argento en Mario Bava. En debuterend regisseur Delplanque trekt daarbij alle registers open. Zijn aanpak is tegengesteld aan die van zijn Amerikaanse vakgenoten: logica en continuiteit worden ondergeschikt gemaakt aan stijl en sfeer. Horror is niet logisch, maar lyrisch. Bovendien zijn de personages en de situaties waarin ze zich bevinden net iets te vreemd of bizar om een verband met de werkelijkheid voor lief te nemen. .De jongelui die hier ten prooi vallen aan de geheimzinnige killer, zijn niet de bekende high-school kids, maar leden van een toneelgroep, die door een getraumatiseerde, gehandicapte aristocraat worden uitgenodigd om voor de verjaardag van zijn getraumatiseerde, stomme kleinzoon een toneelopvoering van Roodkapje te verzorgen. In zijn kasteel diep in het bos. Deze baron is gevallen adel op z’n best; het enige aanwezige personeel is een seksueel gefrustreerde jachtopziener die weigert huishoudelijke taken te verrichten. Zulke rare types kom je in de gemiddelde Amerikaanse slasher niet tegen. Hetzelfde geldt voor de twee frisse lesbische meiden, waarvan de seksuele geaardheid enkel dient om aan de kijker de vraag te ontlokken wanneer die twee nou eindelijk weer gaan rollebollen. Dit is ouderwetse, onbeschaamde exploitatie, en daarvoor moet je blijkbaar in Europa zijn. Europees is ook de gothic setting en het sprookjesmotief (de moordenaar draagt het masker van de Grote Boze Wolf). .PROMENONS-NOUS DANS LES BOIS is neo-Eurotrash, met de daaraan inherente goede en slechte eigenschappen. Van die laatste valt vooral het belabberde acteerwerk op. Het theatrale karakter van de film nodigt uit tot schmieren en overacting. Maar dat is ook een kunst apart. Van de hele cast weet alleen Berléand als de gestoorde baron de juiste toon aan te slaan. Om hem kun je lachen. De rest is om te huilen. PROMENONS-NOUS DANS LES BOIS is geen geweldige of zelfs maar goede film. Het is eerder een hutspot, of een estouffade zo u wil, van stilistische buitensporigheden en bloederige moordpartijen. Maar dat smaakt in elk geval beter dan die muffe hamburgers van McDonalds. ** Copyright Roel Haanen. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #47, p6.