In de tweede helft van de jaren tachtig zag ik Olivier Assayas’ opmerkelijke DÉSORDRE (over een stel rockmuzikanten dat een overval-met-gevolgen pleegt) en hoopte dat deze filmmaker uit Parijs nog van zich zou laten horen.
Assayas (1955) had als essayist en criticus voor onder meer Les Cahiers du Cinéma al over de toen nog helemaal niet hippe Hongkong-cinema geschreven en zou ook in de jaren negentig in critici-land positief opvallen door zijn interesse voor en kennis van Oosterse genrefilms. De cineast in Assayas kreeg al snel de overhand en dit resulteerde in juweeltjes van vaak in mineurtonen gezette acteurscinema als PARIS S’ÉVEILLE (1991), L’EAU FROIDE (1994) en FIN AOÛT, DÉBUT SEPTEMBRE (1998), een van de mooiste films uit een cultureel verder uiterst noodlijdend decennium.
Met de postmoderne Louis Feuillade-ode IRMA VEP (1996) en de fraaie, classicistische literatuurverfilming LES DES-TINÉES SENTIMENTALES (2000) verliet hij af en toe het pad van de intieme op-de-huid-verhalen. Nu heeft Assayas zich dan met DEMONLOVER gewaagd aan een soort Cronenbergiaans vervreemdingsdrama in CinemaScope. Tussen de zwarte balkjes op het tv-scherm doen meerdere heel erg gedecideerd de wereld in kijkende personages hun best om elkaar af te troeven voor Demonlover en Mangatronics, concurrerende softwaregiganten van porno-anime in 3-D en andere infantiele rommel.
Vanaf de lange openingsscène – een wel heel agressief stukje bedrijfsspionage – sijpelt het besef door dat we hier niet met de vermoede virtual reality-thriller in AVALON-/EXISTENZ-stijl te maken hebben, maar met een hybride van TESIS, WALL STREET, Japanse misdaadfilm en Frans relatiedrama. En zoals een pepermuntje niet smaakt met mayonaise en een biertje, zo rijmt geen element in DEMONLOVER met het andere. Door al het betekenisvolle gebabbel wil in de titaan-tjesstrijd maar geen spanning opkomen, en met de al marginale geloofwaardigheid van de figuren is ’t subiet gedaan wanneer Gina BOUND Gershon de bühne betreedt, traditiegetrouw met Mick Jagger-tuitlippen en hier gehuld in een hip t-shirt met opdruk I love gossip.
Het grabbeltonscenario is dan al diverse doodlopende straatjes ingesjeesd, klaarblijkelijk met de intentie om ons iets te openbaren over perfide amusement, inflationaire beeldcultuur, het corporate-ellebogenwerk en – als ik ‘t goed heb begrepen – de vereenzaming en het innerlijke vacuüm van de hedendaagse carrièremens. Op een toch allesbehalve sfeerloze score van Sonic Youth zapt Assayas ons ondertussen vrolijk van Parijs naar Japan en terug, om ons daarna middels een volkomen idiote plotwending in stoffig en snuff-crimineel Mexico te droppen. Tegen die tijd heeft de kijker een mentale jetlag en iedere hoop op verlossing laten varen: het onsamenhangende boeltje dat DEMONLOVER heet, lijkt met al z’n dubbelagenten en vergezochte uitschakeltechnieken nog ’t meest op een derderangse John Le Carré met hyperventilatie.
Sjokkend door het stijlvol Japanesk gefotografeerde intellectuelendoolhof zijn we dan ook nog gestruikeld over een slecht geënsceneerde auto-achtervolging, een flitsfragment uit Kyoshi Kurosawa’s BARREN ILLUSIONS, een concertfragment van het dilettantenbandje Soulfly (één strafpunt) én een nummer van het Noorse black metal-gezelschap Dark-throne (één bonuspunt). Pfoei. Zou Olivier Assayas inmiddels net zo de weg kwijt zijn als de door Jean-Pierre Léaud zo verontrustend goed vertolkte regisseur in IRMA VEP? The answer, my friend, is blowin’ in the wind.
Copyright 2003 Oliver Kerkdijk. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #60, najaar 2003.