Met BATMAN RETURNS wist Tim Burton nog subliem alle sequelvalkuilen te omzeilen, maar met zijn vervolg op BEETLEJUICE (1988) trapt hij er genadeloos in. Burton levert een vervolgfilm af die bijna bezwijkt onder de vele plotlijnen, een doodsaaie tweede akte en het schaamteloos kopiëren van de hoogtepunten uit het origineel in de finale.
Aan Michael Keaton zal het niet liggen. De acteur stapt moeiteloos weer in de huid van de oversekste bio-exorcist met meer gestoorde trucs in zijn mouw dan een gemiddeld dozijn goochelaars. Hij runt nu zowaar een echt kantoor met assistentie van Bob, de man met het piepkleine hoofdje die we kennen uit het origineel. Blijkbaar heeft Beetlejuice het hoofdkrimppoeder in handen gekregen, want naast Bob werkt er nog een klein dozijn krimphoofdmannetjes voor hem van wie het gedrag nog het meest doet denken aan labassistent Beaker uit de Muppet Show. Het is een van de weinige vondsten die echt werkt uit het zesliterblik ‘vondsten’ dat over de kijker wordt uitgestort.
Overkill is het woord, maar dat is lang niet het minste probleem. Dat acteur Jeffrey Jones niet terugkeert als patriarch Charles Deetz valt te begrijpen, gezien zijn strafblad in verband met voorliefde voor jonge jongetjes. In een geestige claymation-sequentie vindt zijn personage de dood en daar had het best bij kunnen blijven. Maar om onbegrijpelijke redenen blijft Charles’ verminkte geest door het verhaal heen lopen, want het voegt werkelijk niets toe.
Charles’ dood is wel de reden dat echtgenote Delia (Catherine O’Hara) en dochter Lydia (Winona Ryder) terugkeren naar Winter River, met Lydia’s nuffige dochter Astrid (Jenna Ortega) op sleeptouw. Als je even met je ogen knippert mis je de reden waarom de Maitland spoken niet meer in het huis aldaar wonen, een van de vele gemakzuchtige keuzes die het scenario maakt, maar we moeten verder. Met andere, mindere personages, zoals Rory (Justin Theroux), het vreselijk irritante vriendje van Lydia, spookdetective Wolf Jackson (een zichtbaar ongemakkelijk acterende Willem Dafoe) en Delores (Monica Bellucci), een bloedmooi spook dat nog een appeltje te schillen heeft met Beetlejuice.
Bellucci en Burton zijn tegenwoordig een setje, dus het is traditie dat zij dan ook moet opduiken in een van zijn films. Dat doet ze dan ook best memorabel, want de scène waarin haar historie met Beetlejuice wordt onthuld is het absolute hoogtepunt van de film, een hilarische hommage aan Mario Bava’s klassieker BLACK SUNDAY (1960) met Bellucci als de Barbara Steele van dienst. Heel eventjes maakt de gekunstelde, loodzware herhaling van zetten dan plaats voor de frivole originaliteit die we kennen uit Burton’s vroege werk. Helaas komt dan al snel weer plotlijn nummer zoveel in beeld, zoals die rondom Astrid. Waarom Ortega als enige haar rol bloedserieus speelt is een raadsel en het komt de gang van zaken ook niet ten goede. Ironisch genoeg lijkt haar verhaallijn eerder te passen in de Netflixserie WEDNESDAY (2023), waarin ze met verve heeft laten zien dat wel raad weet met Burton’s duistere comedystijl.
Het eindresultaat is dat BEETLEJUICE, BEETLEJUICE aanvoelt als een enorme berg los zand met hier en daar een leuke zandworm, want ja, ook die beesten worden er met de haren weer bijgetrokken. Net als de playbackscène met een groepsdansje en dat moment laat eigenlijk perfect het verschil zien tussen de originele BEETLEJUICE en het vervolg. Waar we in 1988 nog getrakteerd werden op de vrolijke calypso van Harry Belafonte, moeten we het nu doen met het dramatische MacArthur Park in de serieuze versie van Richard Harris. Dat er niet gegaan is voor de opzwepende, dansbare disco-cover van Donna Summer is de zoveelste in een rij verkeerde keuzes die BEETLEJUICE BEETLEJUICE uiteindelijk de das omdoet.