Wanneer de goedmoedige Newyorkse slager Leo Lemke (Dzundza) tijdens een van zijn vistripjes aan land gaat ergens in North Carolina wordt hij letterlijk met open armen ontvangen door de jonge schone Marina (Moore) die hem vertelt dat hun huwelijk voorbestemd is. Een dag later zijn ze getrouwd en in New York (‘That’s amore’), waar al snel blijkt dat de kersverse bruid helderziend is.
Ze voorziet de slagersklanten en omwonenden regelmatig van goede raad, wat eigenaardige effecten heeft en met name psychiater Alex Tremor (Daniels) en echtgenoot Leo (‘Doc, I’ve been to Brooklyn – I know about voodoo!’) mentaal ontregelt.
THE BUTCHER’S WIFE begint als een charmant sprookje in jaren veertig-sfeer, in een vriendelijk-naieve toonzetting à la Capra, om vervolgens door Hughes’ besluiteloze regie gaandeweg op burleske wijze uit zijn vorm te lopen. Een actrice als Steenburgen dient te allen tijde strak te worden gehouden, vooral wanneer ze (zoals hier) een neurootje speelt. Hughes verzuimde dit und hopp! da ha’m wir den Salat.
Pogingen om met kleurige lichtaccenten een magische sfeer te creëren falen, de love story doet halverwege een misse worp naar MOONSTRUCK en de verschillende nevenintriges zijn houterig in het verhaal gestoken. Deze goeddeels mislukte film is desondanks sympathiek, voornamelijk dankzij Demi Moore. Al overdrijft ze Marina’s southern drawl, het is een genoegen haar mooie, natuurlijk spel gade te slaan. Speciale aantekeningen: Steenburgen zingt zelf enkele blues-deuntjes (niet eens onaardig) en bij de eindtitels geldt: kwijlballade, alarmfase één.
Copyright Oliver Kerkdijk. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #2, augustus 1992.