‘Het moet snel. Zo van: kaboeeemmm!…en meteen weer door met de actie.’ Aldus de twee regisseurs van SL8N8 in Schokkend Nieuws #69. De heren hebben zich aan hun woord gehouden. Maar is hun film, behalve razendsnel, ook nog een beetje eng?
Van SL8N8 werd nogal wat verwacht. Regisseurs Frank van Geloven en Edwin Visser lopen al langer mee in het wereldje van duistere filmische zaken. Hun uurlange debuut NECROPHOBIA uit 1995 was, zeker gezien het bescheiden budget, een klein mirakel van vakmanschap en genreliefde. Dat vakmanschap zou het onafscheidelijke tweetal in de loop van het daaropvolgende decennium verder uitbouwen met werk voor talloze tv-series. De liefde ging evenmin verloren, al werd die vooralsnog geprojecteerd op lastig te vervullen toekomstdromen.
Met SL8N8, dat zo’n acht jaar in the making was, geeft het duo zijn eerste professionele visitekaartje af, ongeveer twee maanden na de première van DOODEIND. Dat laatste zou je pech kunnen noemen. Qua opzet zitten de films namelijk nogal in elkaars vaarwater. In beide is sprake van een groep vrienden van halverwege de twintig, die op een afgelegen, geïsoleerde locatie het hoofd moet bieden aan boosaardige bovennatuurlijke verschijnselen. Het aftellen kan beginnen; wie sterft, wie blijft leven?
SL8N8 neemt qua originaliteit overigens een lichte voorsprong op de concurrent die zijn spookhuisgegeven traditioneel inkleurde met een eeuwenoude legende rond een wraakzuchtige heks. De achterliggende mythologie van SL8N8 is interessanter: eind 19de eeuw is in Limburg een seriemoordenaar actief die het op kinderen heeft gemunt. In de openingssequentie zien we hoe de politie het met gruwelijke trofeeën opgetuigde hol van de leeuw binnendringt, een slachtoffer bevrijdt en de vluchtende onverlaat overmeestert. Deze Andries Martiens wordt voor de keuze gesteld: of hij wordt zonder meer geëxecuteerd, of hij gaat als ‘vuurman’ met een brandende fakkel een steenkolenmijn in, waar de aanwezigheid van mijngas wordt vermoed. Mocht hij een ontploffing overleven, dan zal zijn leven worden gespaard. Blijkbaar is Martiens omgekomen, want het is zijn geest die meer dan honderd jaar later onze hoofdpersonen één voor één de dood injaagt.
Van Geloven en Visser maken veel werk van de voorgeschiedenis van hoofdpersoon Kristel (Victoria Koblenko, eerder te zien in DOODEIND). Net voordat hij een boek over het geval Martiens bij zijn uitgever kan inleveren, komt Kristels vader om bij een auto-ongeluk. Voor zijn dochter, die tijdig uit het wrak kon komen voordat dit in vlammen opging, is zijn dood zowel een traumatische herinnering als een aanleiding om enige tijd later met vier vrienden het manuscript op te halen dat in een kantoortje bij de mijn is blijven liggen. Van het een komt het ander, moeten de makers gedacht hebben, en zo is de stap om onder leiding van gids Serge Henri Valcke (in een geestig rolletje) in de mijn zelf af te dalen, snel gemaakt. Wanneer de lift naar boven defect raakt, kan het in de titel beloofde pandemonium vervolgens in volle hevigheid losbarsten.
Koblenko en tegenspeler Kurt Rogiers – als een van de drie Belgen die samen met de Nederlanders aan de rondleiding deelnemen – houden het hoofd koel en verdwijnen in rudimentair uitgewerkte rollen een beetje naar de achtergrond, waar hersenloos luxepoppetje Estrild (Linda van der Steen) en ettertje Paul (Jop Joris) met hun irritante maniertjes nogal nadrukkelijk naar een gruwelijk voortijdig einde solliciteren. Het lastige met dergelijke personages is dat het je koud laat of ze nu wel of niet voor de bijl gaan. Net zoals we niet echt diep geschokt zijn wanneer de door Martiens geest bezeten leden van het vriendenclubje de nog niet besmette leden aanvallen. Het gegrom en geschuimbek in die donkere mijngangen doet goedbeschouwd nog het meest denken aan puberaal keettrappen tijdens een schoolreisje.
Van Geloven en Visser houden van vet en onsubtiel, en laten geen mogelijkheid onbenut om hun van-dik-hout-zaagt-men-planken-strategie in praktijk te brengen. Een hand die onverwacht het beeld inkomt en op een schouder wordt gelegd is zo’n cliché waar ook nog eens een bak herrie onder is gezet. En wanneer in de mijn de pleuris uitbreekt, gaat de camera op de schouder om middels alle kanten opzwiepende shots de dolle paniek ook op de toeschouwer over te brengen. Hier wordt geen verhaal verteld, maar een anderhalf uur durend sprintje getrokken, waarbij het tempo bij iedere stap verder omhoog wordt gejaagd. Dat de (knappe) special effects op die manier al voorbij zijn geflitst voordat je ervan kon schrikken, is tot daaraan toe. Storender is dat de film het op deze manier nagenoeg zonder suspense moet stellen. Vergelijk je SL8N8 met een op hol geslagen trein, dan mis je hier het moment waarin deze onverwacht tot stilstand komt in een pikdonkere tunnel. Is het gevaar geweken of maakt het zich in alle rust op voor de genadeslag? Kunnen we opgelucht ademhalen of moet het ergste nog komen?
Het is niet dat Van Geloven en Visser hun klassiekers niet kennen, ze willen met SL8N8 per se bewijzen dat een horrorfilm die in de hoogste versnelling doorjakkert de kijker vanzelf meesleurt in zijn slipstream. Bravoure en lef hebben de heren wel in huis. Maar hun gooi naar het snelheidsrecord levert wat mij betreft eerder in letterlijke dan in figuurlijke zin een adembenemende film op.
Di (NL): Moonlight (NL: 5 oktober / BE: 1 november)
Copyright Phil van Tongeren. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 16 september 2006.