De eerste FINAL DESTINATION introduceerde in 2000 een mooie update van de slasherformule: een aantal personages ontsnapt dankzij een visioen ternauwernood aan een dodelijke ramp, waarna de Dood ze een voor een komt halen door middel van bizarre ongelukken. Na het tamelijk serieuze eerste deel van James Wong vond regisseur David R. Ellis precies de juiste toon in FINAL DESTINATION 2: een lekker nihilistische horrorkomedie waar het genot er grotendeels uit bestaat te voorspellen welke elementen onze protagonisten hun lot zullen bezorgen (dat mes? die hete pan?) om vervolgens te genieten als zo’n sterfscène nét anders afloopt dat verwacht.
Het zesde deel FINAL DESTINATION: BLOODLINES voegt een nieuw idee toe aan het concept: het rampenvisioen waarmee de film traditioneel begint, leidt ertoe dat de ramp geheel wordt voorkomen, waardoor er niet een handjevol, maar honderden mensen gered worden. Allemaal mensen die dood hadden moeten zijn. Omdat de Dood blijkbaar OCD heeft, moeten al die mensen sterven op de volgorde die oorspronkelijk voor ze gepland was. Het duurt jaren voor ze allemaal opgeruimd zijn, en in die tijd hebben veel van hen kinderen gekregen. Kinderen die nooit geboren hadden moeten worden, dus ook dÃe moeten nu een voor een verongelukken.
Stefani (Kaitlyn Santa Juana) ontdekt de vloek die op haar familie rust dankzij haar oma Iris, die in 1968 een TOWERING INFERNO-situatie wist te voorkomen. Iris (toen Brec Bassinger, nu Gabrielle Rose) woont afgezonderd en is al die tijd in leven gebleven omdat ze geleerd heeft hetzelfde spelletje te spelen als de kijker van de film: voortdurend opletten op welke gekke manier je elk moment dood zou kunnen gaan. In een variant op het schaakspel in HET ZEVENDE ZEGEL weet ze de Dood lang een stap voor te blijven.

Maar als ook oma het loodje legt kan de Dood eindelijk aan haar kinderen beginnen, en daarna de kleinkinderen. De sterf-set-pieces zitten weer vol inventieve slapstick. Als een jongen met een neuspiercing verschijnt, weet je natuurlijk dat die een pijnlijke rol gaat spelen, en ook Tsjechovs hark en Tsjechovs glasscherf worden gebruikt, maar niet altijd zoals je zou verwachten; regisseurs Zach Lipovsky en Adam B. Stein genieten ervan het publiek te plagen en het lukt ze nog best vaak ook om ons op het verkeerde been te zetten.
Wijlen Tony Todd verschijnt voor de laatste keer als William Bludworth, de lijkschouwer die onze protagonisten van informatie voorziet over het plan van de Dood. De rol van de zichtbaar doodzieke Todd (hij had maagkanker tijdens de opnames) geeft de film verrassend genoeg een optimistisch karakter wanneer hij de boodschap deelt die je uit de FINAL DESTINATION-reeks zou kunnen destilleren: dood ga je toch, dus probeer je er niet teveel zorgen over te maken. Een waardig en bitterzoet afscheid van een horroricoon.
Met dit scenario en deze regisseurs had een viersterrenfilm gemaakt kunnen worden. Maar BLOODLINES heeft één groot probleem: de belabberde cgi. Goede practical effects en echte stunts zijn prettig om naar te kijken, duidelijke digitale animaties niet. Zo simpel is het. Wat we zien is niet realistisch, maar nep; niet mooi, maar lelijk; niet leuk, maar stom; niet goed, maar slecht. De oorzaak zal dezelfde zijn als bijna altijd: de animatoren krijgen gewoon te weinig tijd. Niet hun schuld. Maar als recensent is het mijn taak om eerlijk verslag te doen van wat ik gezien heb, en de waarheid is: het ziet er niet uit.
Het is een cliché om te klagen over digitaal bloed, vuur en stuntwerk, en in sommige gevallen moet je je er maar bij neerleggen dat de standaard nu eenmaal verlaagd is. Maar bij een FINAL DESTINATION-film? Als het hele concept draait om de actie en de gore, moet dat er gewoon goed uitzien. Het is niet onredelijk dezelfde kwaliteit te verwachten die twintig jaar geleden normaal was. Wanneer prachtig opgezette set-pieces eindigen met een teleurstelling omdat de climax zich in een video game lijkt af te spelen, is dat gewoon doodzonde.