Net als bij LAKE PLACID neemt ook in deze monsterfilm de joligheid een belangrijkere plaats in dan spanning en horror. Regisseur Renny Harlin voorzag de onvermijdelijke vergelijking met Spielbergs meesterlijke JAWS en besloot het met zijn haaienfilm over een heel andere boeg te gooien.
DEEP BLUE SEA is trashy amusement dat geen enkele aanspraak maakt op een serieuze beschouwing. Dat begint al bij het uitgangspunt. Wetenschappers kweken reuzenhaaien teneinde – geloof het of niet – een geneesmiddel tegen de ziekte van Alzheimer te ontwikkelen. Wanneer de onderzoekers een demonstratie geven voor hun belangrijkste geldschieter (Jackson) gaat er iets mis. De genetisch gemanipuleerde haaien keren zich tegen hun scheppers en blijken niet alleen groter en sterker te zijn dan Spielbergs ‘perfect eating machine’, maar ook slimmer en flexibeler; deze krengen kunnen zelfs achteruit zwemmen.
Plaats van handeling is een enorme, drijvende onderzoeksfaciliteit midden op de oceaan, en de scenarioschrijvers zouden hun plicht zwaar hebben verzuimd indien zij dit gegeven niet maximaal zouden hebben uitgebuit door een naderende storm in de film te schrijven. Het gros van het personeel is inmiddels geevacueerd en terwijl het kunstmatige eiland langzaam maar zeker vol water loopt en de haaien honger beginnen te krijgen, probeert een klein groepje achterblijvers, waaronder de geleerden, hun geldschieter en een kok, het vege lijf te redden.
De schrijvers hebben weinig ruimte vrijgemaakt voor de uitwerking van het Frankenstein-motief, dat wellicht te uitgekauwd werd bevonden. Maar de eenvoudige overlevingsstrijd waar de film uit bestaat is ook al honderd keer gedaan, en hier doet deze vooral vanwege de setting sterk denken aan het even trashy, maar veel vermakelijkere DEEP RISING. Het ironie-gehalte is in beide films even hoog, maar in tegenstelling tot DEEP RISING levert DEEP BLUE SEA niet de gewenste bloederigheid en hoeveelheid afgebeten ledematen. Daar staan wel enkele aardige schrikmomenten tegenover. Eén daarvan is onvergetelijk, niet alleen vanwege het schokeffect, maar omdat Harlin daarmee in één hilarische klap de verplichte ‘we gotta stick together’-speech van tafel veegt.
Op dat moment herinneren we ons ook dat B-films vaker publiek naar de bioscoop lokken met filmsterren die vervolgens uit budgettaire overwegingen slechts een klein aandeel hebben. Een heuse, onvervalste B-film had Harlin echter pas afgeleverd indien hij de durf had gehad ouderwets rubber te gebruiken, in plaats van de weinig overtuigende CGI-haaien die nu als screen savers over het scherm zwemmen.
Copyright Roel Haanen. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #43, november 1999/januari 2000.