Binnen de grenzen van de low budget-horrorfilm schiep producent Val Lewton in de jaren veertig een bijzonder oeuvre waarin het gruwelijke steevast zijn oorsprong vond in de menselijke geest.
Zo expliciet als de meeste titels zijn, zo rijk zijn de films aan suggestie. ‘Alle wegen der kennis beginnen in het donker en leiden naar het licht.’ Een vreemd citaat (van Hippocrates) om als besluit van Robert Wise’s THE BODY SNATCHER (1945) aan te treffen. THE BODY SNATCHER is een van de negen horrorfilms die de van oorsprong Russische Val Lewton (1904-1951) in de jaren veertig voor studio RKO produceerde en die nu door Warner USA, als Val Lewton Horror Collection, op dvd zijn uitgebracht.
Vijf redelijk tot voortreffelijk verzorgde schijfjes met enkele van de somberste films uit het klassieke Hollywood: als ze je iets leren, dan is het wel dat sommige wegen der kennis juist van licht naar totale duisternis voeren. Dwalend door de eenzame stad, varend op een spookschip, alleen op een dodeneiland of lijken verslepend over de hei, steeds weer laten Lewtons personages de orde van alledag ver achter zich – om met nachtogen pas goed naar de werkelijkheid te kunnen kijken. Waanzin en doodsverlangen krijgen dan vaste vorm, de ene keer als onzalige zombie of pantervrouw, de andere keer als duivelssekte of gekkenhuisdirecteur. ‘Death is good’, luidt het beroemde motto dat Lewton zelf voor zijn horrorproducties bedacht.
Zo bijzonder als het is dat als vertier bedoelde films zo’n pessimistische boodschap verkondigen, zo uniek is Lewtons status als producent-auteur. Beschouwen we een oeuvre doorgaans als de persoonlijke creatie van een regisseur, de dvd-box presenteert Lewton als de voornaamste artistieke kracht achter de films. Een stelling waarbij je zo je twijfels kunt hebben (keek Lewton zijn horrorkunst niet gewoon af van regisseur Jacques Tourneur, met wie hij de eerste drie films maakte?), maar die door de verschillende audiocommentaren – onder meer door de in september overleden Robert Wise – en de mooie documentaire Shadows in the Dark afdoende wordt onderbouwd. Het beeld ontstaat van een bescheiden, onzekere maar ook ideeënrijke man die zich omringde met geestverwanten, zich door hen liet inspireren maar hen ook begeleidde van script tot shot.
STADSBUS
Lewton liet zoals gezegd drie films regisseren door Tourneur, vier door Mark Robson (editor van de Tourneur-films) en anderhalf door Robert Wise (Günther von Fritsch begon aan CURSE OF THE CAT PEOPLE (1944), maar werkte te langzaam). Aan de films zelf zie je deze ploegendienst niet af en dat komt vooral omdat ze zo stijlvast zijn. Volop verwijzingen naar kunst en literatuur bijvoorbeeld: het citaat van Hippocrates is slechts één van de vele gewichtige teksten die Lewton uit zijn bibliotheek opdook, terwijl het decor van ISLE OF THE DEAD (1945) is afgekeken van Arnold Böcklins schilderij ‘Het dodeneiland’. Sommige shots uit BEDLAM (1946) zijn letterlijke kopieën van gravures uit Hogarths The Rake’s Progress.
Niet echt zakelijk, zo’n smaakvolle culturele aanpak, en ook niet nodig bij zulke goedkoop in elkaar gedraaide B-films. Maar zo voelen deze producties dan ook helemaal niet aan. De decors en kostuums mogen restmateriaal zijn van kaskrakers als GONE WITH THE WIND, aan de complexe scripts, het sterke acteerwerk en de schitterende zwartwit-fotografie is volstrekt niets tweedehands of tweederangs. En door zich te richten op de irrationele kant van de menselijke psyche in plaats van op vampiers en weerwolven, werken Lewtons films, behalve als riller, ook uitstekend als psychologisch drama. Een genre met veel meer prestige, en best wat smaakvolle franjes waard.
Opmerkelijk genoeg kreeg Lewton van RKO carte blanche, op de sensationeel klinkende titels van zijn films na. Zo was ‘I walked with a zombie’ oorspronkelijk de kop van een artikel in American Weekly en mocht Lewton ermee doen wat hij wilde. Zolang er maar zombies waren en zolang er maar mee gewandeld werd. Trouwens, geen enkele Lewton-horrorfilm kan bij de reis van licht naar donker zonder een nachtwandeling, of zonder een audiovisueel schokeffect dat de nerveuze stilte van deze wandeling doelbewust om zeep helpt. De filmhistorici en genrekenners die zeven van de negen films op dvd van audiocommentaar voorzien, spreken steeds van de ‘Lewton walk’ en de ‘Lewton bus’. Die laatste term verwijst naar de stadsbus die in CAT PEOPLE (1942) het kader inzoeft, precies op het moment dat de bange dwaalster iets engs in de struiken hoort ritselen. ‘U kijkt alsof u een geest hebt gezien’, zegt de chauffeur tegen haar. ‘Zag u hem ook?’ is haar serieuze wedervraag. Als iemand die geest níet heeft gezien, dan zijn wij het wel.
Bij Lewton draait alles om suggestie, om precies die beelden en geluiden die de grootste gruwelen oproepen, maar het eindresultaat aan onze fantasie overlaten. Elke deskundige die in de Lewton-box aan het woord komt heeft wel weer een andere omschrijving van de Lewton-touch. Niemand kan echter op tegen de slogan van CAT PEOPLE (‘One of the strangest stories you’ll ever try to get out of your dreams’) of deze monoloog van het getroebleerde, tot zelfmoord gedreven hoofdpersonage van THE SEVENTH VICTIM (1943): ‘The darkness in the corner of the room… all the little noises… Then one night, the door opened. A man came in. Tiptoeing in. I had a pair of scissors in my hand. I struck him.’ Lees en huiver – precies zo werken Lewtons films, met de duisternis in plaats van het wit tussen de woorden.
LESBO
‘Lewton maakte in horror als eerste ruimte voor poëzie’, zegt regisseur Mick Garris in Shadows in the Dark. Om dat te beamen hoef je maar van film naar film te zappen, bijvoorbeeld van de scène uit ISLE OF THE DEAD (1945) waarin de levend begraven vrouw uit haar schijndood ontwaakt, naar de met niets dan glinsterend studiolicht bewerkstelligde materialisaties van het denkbeeldige vriendinnetje in CURSE OF THE CAT PEOPLE. Adembenemend mooi. En dat terwijl de bonzen van RKO, bijna failliet dankzij Orson Welles’ flops CITIZEN KANE (1941) en THE MAGNIFICENT AMBERSONS (1942), met Lewton een ‘business man’ wilden aanstellen in plaats van een ‘genius’. Natuurlijk hadden ze iets heel anders verwacht toen ze CAT PEOPLE zagen, de film waarmee alles begon. Een variant op Lon Chaney Jr.’s weerwolf uit George Waggner’s THE WOLF MAN (1941) waarschijnlijk, een van de vele Universal-monsterhits waarop RKO met háár horrorfilms wilde inhaken. In elk geval niet de film over een vrouw die evenzeer worstelt met haar seksualiteit als met haar roofkat-neigingen (filmhistoricus Greg Mank suggereert in het audiocommentaar dat Irena eigenlijk een latente lesbo is) – en die ook nog eens enkel in het donker als panter rondloopt. Maar het publiek stroomde massaal toe en gaf daarmee Lewton en regisseur Jacques Tourneur gelijk. Gelukkig maar, want de opnamen voor I WALKED WITH A ZOMBIE (1943), zo droomachtig als een zombiefilm kan zijn, waren al in volle gang.
De Lewton-formule hield negen films stand, ook toen RKO ex-Universalgriezel Boris Karloff als monster aan Lewton opdrong. Het klikte meteen tussen de twee en Karloff was erg blij met de karakterrollen die Lewton hem gaf. Drie keer zouden ze samenwerken, tot en met BEDLAM, de laatste film in de reeks: een grimmig portret van de wantoestanden in het gelijknamige 19de-eeuwse zwakzinnigengesticht. Wat een macabere close-up van Karloff, wanneer hij door zijn ‘cliënten’ levend wordt ingemetseld: bewusteloos staat hij achter de steeds hoger wordende muur, om bij te komen vlak voor de laatste steen hem definitief verbergt. Zijn ogen schrikken open, hij schreeuwt, maar we horen en zien hem al niet meer. Het donker heeft hem opgeslokt.
En daarna? Robert Wise maakte THE HAUNTING (1963), Jacques Tourneur NIGHT OF THE DEMON (1957). Twee meesterwerken van suggestie, maar niet genoeg tegengif voor alle kettingzagen en orgaanbanketten die nog zouden volgen. Lewton zelf produceerde aan het eind van zijn te korte leven nog twee romantische drama’s en een western. Inderdaad – met indianen die, net als het onzichtbare kwaad in Lewtons horrorwerk, zorgvuldig buiten beeld worden gehouden en daardoor des te vijandiger zijn.
Extra’s *****
Copyright Kevin Toma. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #68, winter 2005/2006.