Hoe graag hij ook films als SAW of HOSTEL mag bewieroken, zelf plaatst Stephen King zijn personages zelden of nooit in dodelijke marteltuigen of ingenieuze boobytraps. Kings versie van de hel is subtieler en angstaanjagender. De ultieme geseling komt niet van zweep of pook, maar van innerlijke demonen en spoken uit het verleden.
De afdaling in Dantes hel is een constante in het werk van King. Zijn protagonisten sloffen zoals Dante in de Divina Commedia door de verschillende lagen van de hel. Wie zwak is, sukkelt onvermijdelijk de trechter in. Wie sterk genoeg is om de strijd met zijn folteraar aan te gaan, ziet alsnog het paradijs; Kings verhalen laten meestal ruimte voor hoop en verlossing. In dat opzicht is 1408 een klassieker in zijn repertoire. Hoofdpersonage, locatie en kwelduivel kan je dus blind invullen: een schrijver, een hotel en een getroebleerd verleden.
De auteur van dienst Mike Enslin heeft in 1408 steevast een sigaret achter het oor geklemd. Niet dat hij rookt, maar hij bewaart ‘m voor een speciale gelegenheid. Reken maar dat Enslin de sigaret aan het einde van de film zal opsteken. Als schrijver van populaire spookgidsen wil hij een nachtje doorbrengen in kamer 1408 van het befaamde New Yorkse Dolphin Hotel. De evil fucking room heeft een reputatie. Volgens de hotelmanager (Samuel L. Jackson) stierven er de voorbije honderd jaar 56 mensen. De bizarre geschiedenis van de kamer werkt op Enslin als een rode lap op een stier. Helaas lijkt het openen van de deur ervan een beetje op het neerlaten van de kist bij een vroegtijdige begrafenis: het begin van de hel.
King publiceerde het eerste hoofdstuk van 1408 eerst in zijn schrijvershandboek On Writing als voorbeeld van hoe een schrijver zijn eigen tekst kan redigeren. Hij las het vervolgens zelf voor op het audiobook Blood & Smoke. Pas daarna verscheen het in zijn definitieve vorm in de verzamelbundel Everything’s Eventual. Het verhaal, dat King baseerde op nieuwsberichten over een bestaand hotel in Californië, kreeg voor de filmversie gevoelig meer vlees om het been. De openingsscènes tekenen scherp het karakter van de sceptische Enslin. Eenmaal down the rabbit hole blijkt waar zijn cynisme vandaan komt. Het achtergrondverhaal over zijn vrouw en terminaal ziek dochtertje is solide en geloofwaardig.
De Zweedse regisseur Mikael Hafström (DERAILED) bouwt zijn film behoedzaam op. Kamer 1408 bekruipt Enslin slechts langzaam. Eerst via een rinkelende telefoon of een plotseling opduikend chocolaatje, pas later door dolende geesten die uit het raam springen en groteske schilderijen die uit hun kader barsten. Het middendeel – met een ijzingwekkende scène op de richel van het hotel (zie ook CAT’S EYE) – is het sterkst. Door een ingenieuze keuze van perspectieven en camerastandpunten laat Hafström in het ongewisse wat echt is en wat niet. In de derde acte scheurt de verbeelding letterlijk door de realiteit. Ook dat is vintage King. Zelfs in de steeds groter wordende chaos houdt John Cusack (IDENTITY) als Enslin stand. Net als in het geval van Johnny Depp in SECRET WINDOW is 1408 zijn film. Het is bekend dat King-films vaak zwak eindigen, maar aan 1408 zit een bevredigende epiloog die genoeg ruimte laat voor interpretatie.
Het Engelse filmblad Empire berekende deze maand dat 1408 exact de 75ste verfilming is van een boek of verhaal van Stephen King. Geen enkele andere auteur viel die eer te beurt. Gelukkig is het jubileum een reden tot juichen. 1408 is spannend en eng tijdens het kijken, maar wordt achteraf nog beter. Het is King ten voeten uit. Kamer 1408 laat je niet snel los.
Di: Benelux Film Distribution (NL: 30 augustus / BE: 26 september) Copyright Hans Dewijngaert. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 17 augustus 2007.