Het begin van HARRY POTTER AND THE PRISONER OF AZKABAN doet vermoeden dat we in het derde deel met een andere Harry te maken hebben: een pre-puber die stiekem onder de dekens met zijn toverstok aan het oefenen is en opstandige trekjes begint te vertonen tegenover zijn adoptieouders.
Hij blaast een afschuwelijke tante letterlijk op en loopt weg van huis, maar zodra hij de tovenaarsschool Zweinstein binnenstapt om aan het derde jaar te gaan beginnen, is de Potter zoals we hem hebben leren kennen weer terug: een timide jongen die buitengewone kwaliteiten krijgt toegedicht maar zelf alles lijdzaam ondergaat. Met grote ogen baant hij zich een weg door een propvolle plot die wederom een samenraapsel is van bekende fantasiefiguren als de weerwolf, de kwaadaardige boom met takkenarmen en een half vogel-, half paard-wezen. Het fundament van de film en het boek is dan ook niet bijzonder origineel: het gebruikt de entourage van een ridderverhaal om bekende tovenarijattributen te kruisen met een populair meisjesgenre: de kostschoolserie waarbij in elk boek weer een nieuw schooljaar begint met nieuwe perikelen en avonturen. Het production design is ondertussen vertrouwd; de decorbouwers hebben zich weer kunnen uitleven in kamers vol oude boeken en negentiende-eeuwse wetenschappelijke apparaten die zo uit Teylers Museum kunnen zijn geplukt.
Dat de Harry Potter-reeks ondanks het voorspelbare stramien toch zo heerlijk is om naar te kijken, komt doordat de oerfantasiefiguren vergezeld gaan van verrassende snoodaards, waarbij ook de kinderziel niet gespaard wordt. In deel drie zijn het Magere Hein-achtige Dementors, die als gieren boven Zweinstein cirkelen. Zij voeden zich met de blije herinneringen van hun prooi, net zolang tot alleen de ergste ervaringen in het geheugen overblijven. Na zo’n zuigsessie kun je nooit meer vrolijk zijn. Dit doodseskader dient zich aan door een bevriezingsgolf die eruitziet als restmateriaal van THE DAY AFTER TOMORROW. Toch is niet de Dementor de vijand, maar iemand die op Zweinstein zelf rondloopt. Via een magische plattegrond van Zweinstein kan Harry iedereen traceren die zich door de gangen beweegt. Bijvoorbeeld Sirius Zwart (Oldman), de moordenaar die ontsnapt is uit de gevangenis Azkaban, of professor Lupos (Thewlis), wiens naam al een aanwijzing is voor zijn ware gedaante, of Peter Pippelin, een samenzweerder die overleden zou zijn.
De plot loopt niet altijd even soepel, maar regisseur Alfonso Cuar贸n, die eerder de arthousehit Y TU MAM脕 TAMB脥EN en het enigszins met het Potter-universum verwante A LITTLE PRINCESS maakte, weet er genoeg dreiging aan mee te geven om de film op stoom te houden. Die dreiging zit ‘m ook in kleine dingen: de eenzame, donkere rotonde waar Harry in het begin wordt opgepikt door een krankzinnig hard rijdende, sinistere schoolbus, of de regenvlagen die het Schotse landschap teisteren. En af en toe duikt de ‘gezocht’-poster van Sirius Zwart op, met een bewegende foto van zijn waanzinnige grimas. De iets donkerder sfeer is wel ten koste gegaan van de humor, zodat nu alleen Emma Thompson als zweverige professor in de waarzeggerij voor de lach moet zorgen. Cuar贸ns Potter-avontuur is desondanks een volwaardige opvolger van de eerste twee Chris Columbus-films, maar het is wel zijn laatste. Cuar贸ns volgende film zal gaan over de gewelddadige opstand in 1968 door Mexicaanse studenten, die met echte demonen af te rekenen hadden.
Copyright Mariska Graveland. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #63, zomer 2004.