Hoezeer hij ook zijn best deed en hoe onwrikbaar zijn zelfvertrouwen aanvankelijk ook was, het is regisseur, scenarioschrijver, producent en acteur Edward D. Wood jr. (1924-1978) tijdens zijn leven nooit gelukt de sterrenstatus te bereiken die hem voor ogen stond.
Wood ploeterde 31 jaar lang in de marge van Hollywood: hij slaagde er in de jaren vijftig in een handjevol films te draaien, degradeerde in de jaren zestig tot schrijver van vreemde pornolectuur en verzoop zijn laatste levensjaren in een enorme hoeveelheid drank. Wood is niet de enige verliezer uit de geschiedenis van Hollywood, maar in tegenstelling tot de duizenden anonieme aspirant-sterren die hun ambities nooit konden waarmaken werd Wood na zijn dood een begrip. Anderhalf jaar nadat hij zijn drankzucht met een hartaanval moest bekopen werd de regisseur in Harry en Michael Medved’s boek The Golden Turkey Awards uitgeroepen tot de slechtste filmmaker aller tijden.
De eretitel is sindsdien permanent verbonden met Wood’s naam, de toekenning ervan vormde het startsein voor een nu al vijftien jaar durende Wood-revival, die vorig jaar culmineerde in Tim Burton’s prachtige biopic ED WOOD. Burton beperkt zich in de film tot Wood’s bloeiperiode, toen de illusie van een succesvol auteursschap in Hollywood nog niet was ingehaald door de trieste, ranzige werkelijkheid. Ofschoon hij daarmee de indruk wekt Wood zo waardig mogelijk te willen portretteren, ontkomt Burton er niet aan een van Wood’s meest eigenaardige karaktertrekjes op een overdreven manier te exploiteren. Wood was zijn leven lang travestiet en had een uitgesproken voorkeur voor angora damestruitjes. In ED WOOD zien we de regisseur dan ook veelvuldig in dameskleding rondlopen, hoewel hij zijn passie jarenlang binnenshuis hield. Pas toen de drank zijn geest permanent vertroebelde ging hij in travestie de straat op.
Burton’s film mag de waarheid dan op enkele fronten met voeten treden, het is beslist een van de beste speelfilms over de B-filmerij in het algemeen en de best denkbare biopic over zo’n zonderling figuur als Ed Wood. Toch kwamen Amerikaanse Ed Wood-puristen in het geweer tegen de interpretatie van Burton. Ze hebben het gevoel dat hun held belachelijk gemaakt wordt. Eenzelfde verwijt trof de gebroeders Medved toen ze Wood in 1980 zijn eretitel gaven. Of ze Wood nu serieus nemen of niet, zowel de Medveds als Burton zorgden ervoor dat de regisseur aan de vergetelheid ontrukt werd en dat een groter publiek zich nu in zijn werk verdiept. Zo worden er naar aanleiding van Burton’s film momenteel een aantal oude Wood-films opnieuw uitgebracht. Het Engelse videolabel Subway komt met maar liefst zes films over de brug, het Nederlandse Cult Classics beperkt zich tot Woods drie bekendste titels, GLEN OR GLENDA, BRIDE OF THE MONSTER en PLAN 9 FROM OUTER SPACE en de documentaire FLYING SAUCERS OVER HOLLYWOOD: THE PLAN 9 COMPANION.
Het Wood-kwartet laat er geen twijfel over bestaan dat de regisseur in incompetentie nooit overtroffen is, maar toont ook aan dat de fascinatie voor zijn werk evenzeer gevoed wordt door zijn onmiskenbaar unieke stijl. Die stijl was ongetwijfeld meer een gevolg van zijn gebrek aan tijd en geld dan een bewuste keuze, maar de opeenvolging van vaag associatief gemonteerde beelden heeft vaak een vervreemdend surrealistisch effect dat de kijker aanspoort na te denken over de drijfveren van de maker. Zelfs een semiotisch bolwerk als het filmtijdschrift Skrien, dat zich regelmatig overgeeft aan het duiden van diepere betekenissen tot de dood erop volgt, zal bij een film als GLEN OR GLENDA met de mond vol tanden staan. Wood’s debuutfilm behoort niet voor niets tot David Lynch’ favorieten.
De hoofdmoot van dit bizarre werkje is Wood’s vurige pleidooi voor tolerantie jegens travestieten, in het bijzonder mannen met een voorkeur voor angora-truitjes. Let wel, dit is een commerciële Hollywood B-film uit 1953! Wood’s pleidooi, uitgewerkt als een korte drama-produktie met de regisseur in de hoofdrol, is ingebed in een reeks onsamenhangende scènes. Zo speelt Bela Lugosi een soort God of een poppenspeler, die de mensheid toespreekt met een vaag kinderrijmpje en met zijn zware Hongaarse accent voortdurend ‘Bevare! Bevare!’ roept. Archiefbeelden van hoogovens illustreren een gesprek van twee kerels over de eerste transseksueel, een kudde op hol geslagen bizons trekt voorbij en scènes van stoeiende vrouwen in lingerie vervolmaken het geheel. GLEN OR GLENDA houdt het midden tussen avantgarde-kunst, exploitatie en incompetent prutswerk en mag beschouwd worden als Wood’s weirdste film.
Dankzij zijn optimistische houding, charme en vermogen om voor een habbekrats heuse speelfilms te maken wist Wood zijn carrière toch nog voort te zetten. Helaas liet hij de associatieve montage en het bizarre onderwerp van zijn verwarrende debuut achter zich. BRIDE OF THE MONSTER is een vrij conventionele horrorfilm uit het mad scientist-genre: Bela Lugosi speelt dokter Vornoff, een Oost-Europese kernfysicus, die een ras van supermensen wil kweken met behulp van een foto-vergrotingsapparaat dat in Wood’s universum voor een nucleaire bestralingsmachine moet doorgaan. Lugosi wordt geholpen door Lobo, een rol van de tweehonderd kilo zware Zweedse worstelaar Tor Johnson. Bela houdt de kolos in bedwang met de gevleugelde kreet ‘Down Lobo, down’. Als ik ooit een hond neem zal het beestje Lobo heten. Lobo is echter niet het monster uit de titel; Wood stal daarvoor een rubberen octopus uit de Republic studio. Lugosi worstelt in de climax op hilarisch knullige wijze met het levenloze feestwinkel-attribuut, Wood denkt met archiefbeelden van een echte octopus de illusie van een angstaanjagend monster waar te kunnen maken. Hij faalt jammerlijk.
PLAN 9 FROM OUTER SPACE staat te boek als Wood’s magnum opus. De film bevat alle handelsmerken van de regisseur: ellenlange en overbodige dialogen, wankele bordkartonnen decors, lachwekkende trucages, veel archiefbeelden (het leger rukt uit!) en geen enkele goede acteur. Naast deze sfeerverhogende elementen zorgt de aanwezigheid van Wood’s volledige entourage voor veel feestvreugde. Zo zien we in proloog en epiloog de paragnost Criswell in actie, speelt de excentrieke nicht Bunny Breckinridge de aanvoerder van buitenaardse snoodaards, die ogen als figuranten uit een ridderfilm, en lopen Tor Johnson, Bela Lugosi en horrorfilm-presentatrice Vampira als zombies rond. Dat Lugosi bij de opnamen al dood was deerde Wood niet, de rol werd overgenomen door een fysiotherapeut die helemaal niet op Lugosi lijkt en dat verbergt door zijn gezicht af te dekken met zijn cape. De combinatie van goede bedoelingen, idiote dialogen en een nimmer geëvenaarde hoeveelheid continuiteitsfouten maken van PLAN 9 een even fascinerende als hilarische mislukking.
Al is GLEN OR GLENDA een ‘betere’ slechte film dan PLAN 9, de cultstatus van laatstgenoemde staat buiten kijf. Mark Patrick Carducci maakte een bijna twee uur durende documentaire over de totstandkoming en de impact van de film. Zijn FLYING SAUCERS OVER HOLLYWOOD (hier uitgebracht als THE ED WOOD STORY) kampt met een aantal gebreken, met name op het technische vlak, maar dat past wel bij het onderwerp. Carducci sprak een groot aantal ex-medewerkers van Wood, wat veel smeuige anecdotes oplevert, maar schenkt ook aandacht aan de fans van de film. Zo spelen Scott Spiegel en Sam Raimi Tor Johnson’s optreden in Groucho Marx’ tv-quiz You Bet Your Life na en legt Joe Dante nog eens uit dat hij op 15-jarige leeftijd PLAN 9 al bij de slechtste films aller tijden rangschikte in zijn artikel Dante’s Inferno, dat in de jaren zestig in het blad Famous Monsters of Filmland verscheen. Carducci slaat geen enkel aspect van het cultfenomeen over, maar kiest er net als Tim Burton voor Wood’s pornoperiode te verzwijgen. Voor het volledige verhaal biedt Rudolph Grey’s uitstekende biografie Nightmare of Ecstacy (besproken in SN #4) uitkomst. Carducci levert in ieder geval wel de beste omschrijving van het PLAN 9 gevoel: ‘Het maakt niet uit hoe laat je naar PLAN 9 kijkt, je hebt altijd het gevoel dat het drie uur ’s ochtends is!’. Wie de hele Ed Wood Collection achter elkaar bekijkt zal dat zeker kunnen beamen.
Copyright Bart van der Put. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #19, juni/juli 1995.