Voor zover bekend heb je ten minste een zwart gat en een stevig gestel nodig om in een andere tijd terecht te komen. Donnie Darko, de tiener uit het gelijknamige, surrealistische filmdrama, kan het zonder ruimteschip stellen.Totdat hij bezoek krijgt van een buitenaards, konijnachtig wezen dat het einde van de wereld aankondigt. Over een maand is het afgelopen. Donnie zoekt naarstig naar een nieuwe invulling van zijn leven, en laveert vervolgens tussen serene rust en radicale actie.
Hij hoeft zijn gezapige wijk niet te verlaten om een tijdreis te maken, niet helemaal naar het jaar 802.701 A.D. zoals in H.G. Wells’ The Time Machine, maar een tijdreis die zich binnen één enkele maand afspeelt. Die maand oktober in het jaar 1988 lijkt op het eerste gezicht een maand zoals elke andere: Donnie verveelt zich, gaat naar school, maakt stennis aan de eettafel. Het leven in de ontbladerde buitenwijk lijkt zich rimpelloos te voltrekken. Totdat hij bezoek krijgt van een buitenaards, konijnachtig wezen dat het einde van de wereld aankondigt. Over een maand is het afgelopen. Donnie zoekt naarstig naar een nieuwe invulling van zijn leven, en laveert vervolgens tussen serene rust en radicale actie.
Terwijl in de film de dagen worden afgeteld, leren we Donnie kennen als een buitenbeentje uit een modaal gezin, die bovengemiddeld intelligent is en absurde maar logisch geformuleerde monologen over het seksleven van de smurfen afsteekt tegenover zijn verbouwereerde klasgenoten. Hij heeft veel weg van Holden Caulfield uit The Catcher in the Rye, want ook Donnie vindt iedereen om zich heen phoney: de benepen leraren, de peptalk van een goeroe (Patrick Swayze) die zijn toehoorders juist angst aanpraat. Donnie slikt pillen om zijn hersenspinsels in bedwang te houden, maar staat eigenlijk op het punt om het uit te schreeuwen. Hij lijdt aan ’the pain of puberty’ uit Graham Greene’s korte verhaal The Destructors, dat hij moet lezen van zijn vrijgevochten lerares Engels (Drew Barrymore, die de verfijnde, moeilijk in de markt liggende film ook produceerde). Een klasgenote vindt Donnie Darko’s naam op die van een superheld lijken. ‘En wie zegt dat ik dat niet ben?’ antwoordt hij.
Donnie’s blik is ons perspectief, maar hij laat zich nooit helemaal kennen. Is dat slecht geboetseerde reuzenkonijn een hallucinatie van een getroebleerde tiener, of ziet hij wel degelijk meer dan de lethargische mensen om zich heen? Debuterend regisseur Richard Kelly heeft de moed gehad om een ongrijpbare film te maken, en werd daarvoor beloond met de publieksprijs op het afgelopen Festival van de Fantastische Film. Het scenario begeeft zich in de periferieën van de verschillende filmgenres, en weet zodoende de middelmatigheid, en daarmee soms de logica, te omzeilen. Drama’s op de vierkante millimeter en gebeurtenissen met kosmische gevolgen wisselen elkaar af: de ene dag krijgt Donnie klassikaal hoongelach over zich heen tijdens de presentatie van een biologisch experiment, de andere dag valt er een vliegtuigmotor op zijn huis. De ene dag begint zijn leven opnieuw doordat hij verliefd wordt op een nieuwe klasgenote, en de andere dag ontdekt hij dat het leven binnenkort ophoudt.
Kelly is een rasfilmer die niet uitlegt maar toont. Hij roept vervreemding op via slowmotionbeelden die de tijd bevriezen en het moment intensiveren, bekrachtigd door een droevige eighties-muziekband (Echo and the Bunnymen, Joy Division). Mensen glimlachen op de raarste momenten: tijdens het geruzie onder het eten, en zelfs nadat de vliegtuigmotor is neergestort blijven de mondhoeken van Donnie’s vader, moeder en zus vreemd gekruld. Alsof alles wel goed komt. Donnie drijft steeds verder af van de dagelijkse werkelijkheid, die in zijn ogen juist illusoir is. Kelly weet zijn geestestoestand mooi te verbeelden: hij strijdt tegen het onechte met het surrealisme als wapen, met als klap op de vuurpijl een eindscène waar David Lynch nog een puntje aan kan zuigen.
Copyright Mariska Graveland. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #55, zomer 2002.