Knightriders
Knightriders
Voorpret
24 september 2018

Weg met de comfortzone!

KnightridersVOORPRET | Toen bekend werd dat Eli Roth de regie zou gaan voeren van THE HOUSE WITH A CLOCK IN ITS WALLS gingen heel wat wenkbrauwen omhoog. Een familiefilm door de man van nare horrorfilms als CABIN FEVER en HOSTEL? Geen paniek, het kan! Hier nog wat voorbeelden van genrefilmmakers die met succes (eventjes) hun comfortzone verlieten.

ELVIS (John Carpenter, 1979)

Vraag een willekeurige horrorfilmfan welke film John Carpenter maakte na HALLOWEEN en de kans is vrij aannemelijk dat THE FOG wordt gezegd. Vrijwel altijd wordt vergeten dat Carpenter tussen 1978 en 1980 twee televisiefilms maakte: de solide thriller SOMEONE’S WATCHING ME! en de meer dan uitstekende biopic ELVIS. De eerste bevond zich qua thematiek nog in Carpenters comfortzone, maar ELVIS is een hele vreemde eend in de bijt van de regisseur. Naar eigen zeggen kreeg Carpenter de regieopdracht puur omdat de producenten hadden gehoord dat hij zelf de muziek had geschreven voor HALLOWEEN en daarom ‘dus wel een muziekbio kon regisseren’. Hij klaarde de klus met verve. ELVIS is volgens velen de definitieve filmbiografie over The King en dat is ook de verdienste van Kurt Russell, die met zijn bijna eng-perfecte vertolking van de rock ’n roll-legende in één klap naar de eredivisie der acteurs promoveerde. En dan te bedenken dat hij als klein Kurtje debuteerde in IT HAPPENED AT THE WORLD’S FAIR waarin hij de echte Elvis tegen de schenen mocht schoppen voor een kwartje. 

FAST COMPANY (David Cronenberg, 1979)

Zeg jaren zeventig en zeg David Cronenberg en de associatie is meteen ‘body horror’. De Canadees had tegen het einde van dat decennium al naam gemaakt met de controversiële horrorfilms SHIVERS (1975) en RABID (1977), dus groot was de verbazing toen hij in 1979 op de proppen kwam met het soort film dat je destijds eerder uit de koker van Burt Reynolds zou verwachten. FAST COMPANY is een heerlijke autoracefilm met een B-filmcast om van te dromen: William Smith, John Saxon en Claudia ‘GATOR BAIT’ Jennings (die datzelfde jaar nog zou overlijden in – hoe ironisch – een auto-ongeluk). De cocktail ‘gierende banden, knokken, ontploffingen en een vleug seks’ zou een eenmalige blijken in het oeuvre van Cronenberg, maar de film behoort tot de persoonlijke favorieten van de regisseur – in het dagelijks leven nog steeds een groot liefhebber van snelle auto’s. 

KNIGHTRIDERS (George A. Romero, 1981)

Na het commerciële succes van zijn meesterwerk DAWN OF THE DEAD (1978) bleef het even stil rondom George A. Romero. Wie had verwacht dat de regisseur zou gaan incashen op het succes met een nieuwe zombiefilm kwam echter bedrogen uit. Romero gooide het over een hele andere boeg en kwam in 1981 met KNIGHTRIDERS, een unieke variant op de Koning Arthur-mythe waarin de paarden waren vervangen door brullende motoren. Ed Harris, in zijn eerste hoofdrol, is memorabel als leider van een rondreizend gezelschap dat steekspelen organiseert op motorfietsen. Hij leidt de groep volgens de antieke riddercode, maar merkt gaandeweg dat zijn levensvisie botst met de moderne tijd. Als zijn leiderschap ook nog eens betwist wordt door Morgan (make-uplegende Tom Savini, evenzo memorabel) ontstaan de eerste scheuren in de hechte club. Het ambitieuze en curieuze KNIGHTRIDERS was destijds geen groot succes aan de kassa van de bioscoop, maar is absoluut een van de hoogtepunten op het cv van Romero.

HEAVENLY CREATURES (Peter Jackson, 1994)

Van alle verhalen die circuleren rondom het productieproces van THE LORD OF THE RINGS: THE FELLOWSHIP OF THE RING (2001) is dit toch wel een van de mooiste. Nadat de deal met Peter Jackson beklonken was, ging een studiobons toch maar eens kijken wat die ‘onbekende’ Nieuw-Zeelander nog meer had geregisseerd. En zag vervolgens BAD TASTE en BRAINDEAD. Waarop hij walgend en doodsbang schijnt te hebben uitgeroepen: ‘Is this by the guy we just gave a hundred million dollars?’ Echte kenners van Jacksons werk wisten toen natuurlijk al lang dat de regisseur meer uit zijn mars kon toveren dan malle aliens, bloedbaden en karate-priesters. Toch stonden de fans van Jacksons werk wel even raar te kijken toen in 1994 HEAVENLY CREATURES uitkwam, de opvolger van BRAINDEAD. In het sublieme psychologische drama over de intense vriendschap tussen twee jonge tieners die een noodlottige wending krijgt, vindt al het geweld buiten beeld plaats. De film verraste vriend en vijand en zette Jackson direct op de kaart als een filmmaker die meer kon dan alleen maar splatterhorror maken.

THE STRAIGHT STORY (David Lynch, 1999)

Het verhaal wil dat David Lynch tijdens een familie-etentje in gesprek raakte over zijn films met zijn vader. Die prees, zoals alle vaders doen, het werk van zijn zoon, maar voegde er wel aan toe: ‘Wanneer maak je nou eens een film die IK echt leuk vind? Zonder al dat geweld en dat rare gedoe.’ Waarop Lynch hem beloofde dat hij zijn volgende film voor hem zou maken. Het werd THE STRAIGHT STORY, en gelijk zijn beste film. Het is het waargebeurde verhaal van krasse knar Alvin Straight (Hollywoodveteraan Richard Farnsworth, onvergetelijk in zijn laatste rol) die op zijn grasmaaiertje door het Amerikaanse midwesten trekt om zijn zieke broer te bezoeken. Lynch-fans wachtten destijds in de bioscoop tevergeefs op het moment dat de gruwel zou toeslaan, maar de regisseur hield woord. Geen geweld, geen ondoorgrondelijke droomscènes. THE STRAIGHT STORY is een prachtige, trage film die verraderlijk eenvoudig de grote kwesties van het leven behandelt. Om te eindigen met misschien wel de mooiste slotscène uit de filmgeschiedenis. 

BABE – PIG IN THE CITY (George Miller, 1998)

Australiër George Miller staat vooral in de filmboeken als ‘de man achter de Mad Max-films’. Toen Miller glorieus terugkeerde naar de franchise met MAD MAX: FURY ROAD schreven een aantal critici zelfs dat de regisseur ‘na al die jaren’ nog steeds niets aan kracht en talent had ingeboet. Alsof de beste man na MAD MAX BEYOND THUNDERDOME (1985) alleen maar op de golfbaan had gestaan. En passant leek te worden vergeten dat Miller in de tussentijd bezig was geweest met een andere serie van een hele andere, en net zo plezierige, orde. In 1995 schreef en produceerde hij de geweldige familiefilm BABE en regisseerde drie jaar later zelf het vervolg BABE: PIG IN THE CITY. Om zich in de dertien jaar daarna te wijden aan de puike animatiefilms HAPPY FEET (2006) en HAPPY FEET TWO (2011). Een cynicus zou zeggen dat de familiefilm op dat punt de nieuwe comfortzone was geworden van Miller, maar het bloed kroop godzijdank waar het niet gaan kon. Met FURY ROAD leverde de inmiddels 70-jarige regisseur in 2015 het beste deel af van de reeks waar hij ooit mee doorbrak.

Fan van horror, sci-fi en cult?

Neem een abonnement!

Ons magazine bevat nóg meer en staat vol interviews, recensies en achtergronden.
Voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat!
Liever digitaal ontvangen? Dat kan ook!