Shochiku, al in bedrijf sinds de jaren twintig, specialiseerde zich in de meer respectabele Japanse film. Ozu, Mizoguchi, Naruse – vrijwel alle Japanse namen die je in de canon van de filmgeschiedenis vindt – hebben films voor Shochiku gemaakt. Maar in 1967 en 1968 gebeurde er iets opmerkelijks, goed samengevat in de titel van de verzamelbox die Eclipse onlangs uitbracht: When Horror Came to Shochiku.
Want in de jaren zestig van de vorige eeuw ging het niet zo goed met de studio. Eén genre had in voorgaande jaren bewezen vrijwel altijd voor winst te zorgen: horror. Vooral monsterfilms, de zogenaamde kaiju eiga, deden het goed. Shochiku zag een kans en het resultaat is in deze Eclipse-box te vinden: vier low-budget horrorfilms uit 1967 en 1968. Ongebruikelijke producties voor een studio waarvan de naam in de verte toch aan ‘shock’ doet denken.
SKELETTEN
Hét thema waar je in de kaiju en veel andere Japanse films uit de jaren vijftig en zestig niet omheen kan, is de Tweede Wereldoorlog en dan vooral de nucleaire bombardementen van Hiroshima en Nagasaki. Drie van de vier films in de set refereren eraan.
THE LIVING SKELETON (Hiroshi Matsuno, 1968) is de uitzondering. De film is in meer opzichten het buitenbeentje: de enige in zwart-wit en de enige waarin de mensheid niet wordt bedreigd. De film opent op een schip, waar de passagiers aan hun voeten geketend zijn. Piraten met machinegeweren schieten ze neer. Yoriko smeekt om genade, haar angstige ogen weerspiegeld in de zonnebril van de leider. Niet dat het helpt, ook zij wordt doodgeschoten. Maar is ze wel dood? Als we in de volgende scène de vrouw weer zien, twijfelen we even. Het blijkt echter haar tweelingzus Saeko te zijn, drie jaar na het voorval. Saeko gaat met haar vriendje duiken en treft onder water een reeks skeletten aan, ketens nog om hun enkels. En er ligt opeens een schip in de verte, de scheepshoorn nadert…
Met poëtische zwart-witbeelden en een spookachtige sfeer weet THE LIVING SKELETON de aandacht vast te houden. Het blijft lang onduidelijk wat er aan de hand is. Is de verschijning die de piraten terroriseert, een langharig meisje in een witte jurk dat doet denken aan veel recentere J-horror, de geest van de vermoorde Yoriko? Of is het Saeko, die de dood van haar zusje wil wreken? Wat hebben de overduidelijk rubberen vleermuizen ermee te maken? En dat zijn slechts een paar van de vragen die opkomen vóór het compleet bizarre einde.
RUIMTEKIP
Twee films uit de box zijn geregisseerd door Kazui Nihonmatsu. THE X FROM OUTER SPACE (1967) is ongetwijfeld de meest opgewekte. Vier astronauten worden er in hun ‘astroboat’ op uitgestuurd om Mars te verkennen. Ze lijken niet erg bezorgd over het feit dat alle voorgaande schepen verongelukt zijn. En ze nemen hun tijd, met een tussenstop op de maan en wat jaloers gekibbel onderling. In de ruimte komen ze een UFO tegen die hun ruimteschip bedekt met vreemd gloeiend spul, dat ze natuurlijk mee terugnemen naar de aarde. En dan is, halverwege de film, eindelijk de hoofdattractie te zien: een enorme rubberen kip/hagedis, met een hoofd dat lijkt op een UFO, die vuurballen spuugt en eindeloos veel kernenergie nodig heeft.
THE X FROM OUTER SPACE is een typische nazaat van GOJIRA (Ishiró Honda, 1954). Het monster heet Guilala en kan alleen worden verslagen door een stofje dat – je raadt het nooit – Guilalalium heet. Gelukkig leken de makers zich bewust van de kitschwaarde die dit alles heeft, met overduidelijke maquettes en een landkaart met een mini-versie van het monster erop geplakt. Veel meer dan dat heeft de film helaas niet te bieden.
GEKMAKEND VENIJN
De andere film van Nihonmatsu, GENOCIDE (1968), is thematisch veel rijker, al voelt hij wat langer dan de 84 minuten die hij duurt. De film opent en sluit met een paddenstoelwolk. De luchtigheid van THE X FROM OUTER SPACE is ver te zoeken. De schaduw van de Tweede Wereldoorlog hangt dreigend boven de film.
Aan het begin stort een vliegtuig neer omdat het aangevallen werd door… insecten? Klopt: de alternatieve titel waaronder GENOCIDE in de VS werd verkocht luidt: WAR OF THE INSECTS. Toch zijn de insecten niet echt de boosdoeners. Sterker: de film is cynisch genoeg om te impliceren dat ze misschien wel een punt hebben. De menselijke personages zijn meestal zo onaangenaam dat uitroeiing misschien helemaal niet zo’n slecht idee zou zijn.
De precieze details van de vreemde plot zullen we je besparen. Vrijwel iedereen heeft een geheim, verschillende facties zijn op zoek naar de waterstofbom die in het vliegtuig zat, en het gekmakende venijn van de insecten zorgt ook voor complicaties. Op de één of andere manier zorgt dat vergif ervoor dat je in je hallucinaties een inkijkje krijgt in het bewustzijn van de insectengroep. Die houdt zich kennelijk voornamelijk bezig met het zoemen van het woord ‘Genocide’. Creepy – al is de film alleen eng voor echte entomophoben.
VAGINA-FACE APOCALYPSE
Het onbetwiste hoogtepunt van deze set is GOKE, BODY SNATCHER FROM HELL (Hajime Sato, 1968) De film lijkt in sommige opzichten op GENOCIDE: ook hier hebben we te maken met een vliegtuigcrash-door-vliegende-beesten (vogels, dit keer) en weer staat een groep vrij onprettige mensen centraal.
Aan boord van het vliegtuig: een dappere piloot, een mooie stewardess, een politicus, diens maîtresse, een louche wapenhandelaar, een huurmoordenaar met eyeliner en een roze shirt, een Amerikaanse blondine, een psychiater en, oh ja, een expert in ruimtebiologie. De film weet – à la THE THING – de spanningen binnen de groep goed uit te buiten. Waarschijnlijk waren ze uit zichzelf wel begonnen met elkaar uit te moorden, maar nu krijgen ze hulp van buitenaf. De vluchtende huurmoordenaar komt aan bij een UFO. Opeens splijt zijn voorhoofd open in een soort vaginale opening en glipt een zilveren worm naar binnen. Dit is een Gokemidoro, een alien die mensen tot vampiers omvormt. Volgens het essay in het dvd-hoesje is de koosnaam van fans voor deze film ‘Vagina-face Apocalypse’. Waar ‘Apocalypse’ op slaat wordt pas duidelijk tijdens het fantastische einde, dat doet denken aan INVASION OF THE BODY SNATCHERS (1956) van Don Siegel.
Het is moeilijk te zeggen wat GOKE, BODY SNATCHER FROM HELL zoveel vermakelijker maakt dan de rest van de films in deze box. De relaties tussen de personages zijn in elk geval veel beter uitgewerkt en beïnvloeden ook de plot. De onvergetelijke beelden zitten vol freudiaanse ondertonen: de suïcidale vogels, het pulserende oranje van het ruimteschip, de zilveren ooze die in en uit voorhoofden glipt. Maar uiteindelijk komt het vooral hierop neer: goke heeft domweg het beste monster.
JAPANSE SWIEBERTJE
In 1969 maakte Yoji Yamada voor Shochiku de eerste film over Toro-San, een vriendelijke vagebond met weinig geluk in de liefde. De film werd een hit en tussen 1969 en 1996, het jaar dat hoofdrolspeler Kiyoshi Atsumi overleed, werden er 48 Toro-San films gemaakt. Shochiku was uit de penarie en liet het horrorgenre voor wat het was. Bij deze vier vreemde films is het gebleven. Ze zijn wisselend van kwaliteit, maar als geheel geven ze een mooi inzicht in het Japan van de late jaren zestig. En omdat de studio geen horrortraditie kende, waren de makers vrij van standaardtrucs en -tradities, en kon eigenlijk alles. Het resultaat: een box vol verrassingen.
Di: Criterion. Copyright Hedwig van Driel. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #100, februari/maart 2013.