In STRAW DOGS bewees Dustin Hoffman al dat in de juiste omstandigheden een pacifist in een geweldenaar kan veranderen. In BLUE RUIN is het een zwerver met een lange baard en een gammele Pontiac die zo’n transformatie ondergaat.
Dwight Evans (Macon Blair) lijkt al twintig jaar in en rond z’n blauwe ruïne te leven, sinds zijn ouders vermoord werden. Hij scharrelt in vuilnisbakken, verzamelt lege plastic flessen voor wat statiegeld en staart eindeloos over zee. Het is een leven aan de zelfkant van de maatschappij. Niet dat Dwight verder een vlieg kwaad doet. De politie kent hem en tolereert zijn aanwezigheid.
Wanneer de veroordeelde moordenaar van zijn ouders, Will Cleland, vrijkomt, lijkt Dwight uit zijn lethargie te ontwaken. Hij gooit de tank van z’n Pontiac vol, pompt de banden op en rijdt halsoverkop richting Virginia. Hij is een man zonder plan, maar wel met een doel: Cleland moet dood. Oog om oog, tand om tand. Hij trekt zijn mes en steekt hem dood. Zo eenvoudig is het.
BLUE RUIN is dan ook geen film over de wraak op een moordenaar – daar zijn we na een goed kwartier al klaar mee. De vraag is: hoe gaat het verder? Dwight moet vluchten, maar beseft plotseling dat zijn daad een kettingreactie teweeg zal brengen. De familie van Cleland, een bende rauwe rednecks, zal op zijn beurt vergelding willen.
Voor regisseur en festivalfavoriet Jeremy Saulnier (hij maakte eerder MURDER PARTY, 2007), is BLUE RUIN nog maar zijn tweede film. In tegenstelling tot zijn antiheld denkt hij wel na voor hij iets doet. Elk schot is prachtig bemeten en doordacht. Dat moet ook wel, want Saulnier had geen groot budget tot zijn beschikking. Hij hoestte het grootste deel van het geld zelf op en deed daarna een beroep op crowd funding.
Het resultaat is een film die op alle vlakken excelleert en weleens met het vroege werk van de Coen-broers wordt vergeleken. Saulnier speelt de weidse landschappen van Virginia prachtig uit in vale grijsblauwe kleuren. Het weer is vaak guur, alsof er storm op komst is. Op het einde van de film breekt het onweer ook echt los en aanschouw je de schade die de storm heeft aangericht: de omgevallen takken en bomen, maar ook de lijken die het gevolg zijn van de wraak die zich uiteindelijk voltrokken heeft.
BLUE RUIN wordt bijna volledig gedragen door Macon Blair, die ook als producent optrad. Hij verschijnt nagenoeg in elke scène. We leren zijn personage kennen als een rondscharrelende zwerver die op een vuurtje zijn potje kookt. Ook later in de film, verlost van woeste baard en haardos, blijft hij een outsider. Hij is de verstrooide toeschouwer van zijn eigen leven. Blair speelt de antiheld rechttoe-rechtaan.
Af en toe lijkt het verteltempo wat te stokken, maar onverwachte gewelduitbarstingen geven BLUE RUIN toch weer de nodige dynamiek. Er is een nauwelijks te bekijken scène waarin Dwight een pijl uit zijn been moet wrikken – alsof hij plotseling de allure van Sylvester Stallone in FIRST BLOOD zou moeten hebben. In de tweede helft van de film zorgt een oude schoolmaat, een fanatiek wapenexpert, voor de nodige munitie. Hij schiet met scherp en altijd raak.
BLUE RUIN concludeert met een grimmige shoot-out in het huis van de Clelands, die meer geweren en pistolen aan de muur blijken te hebben dan lepels en vorken in de keukenlade. Hoewel je de film wel degelijk als een aanklacht tegen zoveel wapengekte kan bekijken, blijft het belerende vingertje gelukkig achterwege. Saulnier is mans genoeg om zijn film voor zich te laten spreken. En wat die te vertellen heeft, maakt indruk.
Di: Filmfreak (Release BE: 7 mei, NL: 22 mei). Copyright Hans Dewijngaert. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 7 mei 2014.