RECENSIE

Zio Adolfo, in Arte Führer(1978)

Na het succes van het destijds als artistiek verantwoord gepresenteerde IL PORTIERE DI NOTTE/THE NIGHT PORTER (Liliana Cavani, 1974), waarin ex-concentratiekampgevangene Charlotte Rampling een relatie met haar voormalige kwelgeest Dirk Bogarde aangaat, begon bij menig Italiaanse broodfilmer een belletje te rinkelen.

Het nazisme en de Tweede Wereldoorlog bieden al lang een rijke voedingsbodem voor komedies. Nota bene tijdens de oorlog verscheen Ernst Lubitsch’ klassieker TO BE OR NOT TO BE (1942), waarvan Mel Brooks ruim veertig jaar later een geslaagde remake maakte. Dezelfde Brooks won zelfs een Oscar voor het scenario van THE PRODUCERS (thans een enorme hit op Broadway), waarin de musical ‘Springtime for Hitler’ wordt opgevoerd. Ook in Italië werden gerespecteerde films over het nazidom en de Holocaust gemaakt, zoals het recente LA VITA É BELLA en Lina WertmŸller’s meesterwerk PASQUALINO SETTEBELLEZZE/SEVEN BEAUTIES (1976).

Er bestaan echter ook veel minder bekende en minder eervolle variaties, waarvan sommige het predikaat ‘fout’ moeiteloos verdienen. Bij het begrip ‘foute films’ denk ik meteen aan de sick seventies, toen er veel misselijkmakende Mondo-films (sensatiegerichte semi-documentaires) werden gemaakt en het Italiaanse subgenre van de ‘hakenkruisporno’ in zwang raakte. Sadistische softsexfilms die zich in de concentratiekampen van de nazi’s afspelen vragen er natuurlijk ook om als fout bestempeld te worden. Na het succes van het destijds als artistiek verantwoord gepresenteerde IL PORTIERE DI NOTTE/THE NIGHT PORTER (Liliana Cavani, 1974), waarin ex-concentratiekampgevangene Charlotte Rampling een relatie met haar voormalige kwelgeest Dirk Bogarde aangaat, begon bij menig Italiaanse broodfilmer een belletje te rinkelen. De eerste navolger was het niet onverdienstelijke SALON KITTY (1975) van Tinto Brass, de meester van de Mediterrane erotiek. De controverse, aangewakkerd door Cavani’s intrigerende film, bleef zo voortsudderen en bezorgde de rip-off regisseurs veel goedkope publiciteit. Wie zich de moeite heeft getroost om hun broddelwerkjes te zien, moet echter concluderen dat de meeste eerder dom en slecht dan extreem aanstootgevend zijn. Goed, fout zijn ze zeker en ook van de titels word je niet vrolijk: LAGER SSADIS KASTRAT KOMMANDANTUR/SS EXPERIMENT CAMP (Sergio Garrone, 1976), L’ULTIMA ORGIA DEL III REICH/THE GESTAPO’S LAST ORGY (Cesare Canevari, 1974), SS LAGER 5 – L’INFERNO DELLE DONNE/SS CAMP 5 – WOMEN’S HELL (1976) en ga zo maar verder.

Maar achter een vulgaire titel als SS EXPERIMENT CAMP verschuilt zich een sterk staaltje totale onzin, waarin het concentratiekamp wordt bevolkt door zeer promiscue gevangenen, die af en toe van een rokertje worden voorzien en bij een verkoudheidje mogen uitzieken in het hospitaal. Dus wordt er in de barakken niet geleden, maar verwoed van bil gegaan. De kampcommandant is dit een doorn in het oog, want hij kan niet meedoen aan de vleselijke excessen: tijdens de Russische veldtocht is zijn scrotum door een prostituee afgebeten. Hij zoekt een potente Duitse soldaat uit, die onvrijwillig zijn klokkenspel moet doneren en laat een Joodse chirurg de transplantatie volbrengen. Wanneer de soldaat ontwaakt is hij natuurlijk not amused: hij gaat op zoek naar de commandant en schiet hem neer, terwijl hij hem toebijt: ‘Jij ellendeling, wat heb je met mijn ballen gedaan?’ Het zal u wellicht niet verbazen dat regisseur Garrone tegenwoordig, en dit is geen grap, zijn geld verdient als eigenaar van een pizzeria. Een miskleun als LA CASA PRIVATA PER LE SS/SS GIRLS CAMP (1976) van de beruchte prutser Bruno Mattei, is precies wat de titel doet vermoeden: pure camp, een parade van serieus bedoelde maar in feite hilarische scènes, met als hoogtepunt een langharige Duitse soldaat die een flitsend samoerai-zwaard draagt. .Naast hopeloze gevallen als Mattei, wier pulp vaak onbedoeld grappig uitpakte, waren er ook Italiaanse regisseurs die juist opzettelijk de spot dreven met personen en gebeurtenissen uit de Tweede Wereldoorlog. Men kan twisten over de smakeloosheid van films die de donkerste bladzijde van de Europese geschiedenis tot inzet van grappen en grollen maken, maar wanneer Roberto Begnini Oscars ontvangt voor zijn Holocaust-komedie LA VITA É BELLA mogen de voorgangers niet langer onvermeld blijven. Zo bieden films als KAKKIENTRUPPEN (Marino Girolami, 1976) en VOORAL ZIO ADOLFO, IN ARTE FUHRER (Castellano & Pipolo, 1978) bar weinig waar je echt kwaad over kan worden. Het zijn komedies waarin respectievelijk de Wehrmacht en Adolf Hitler belachelijk worden gemaakt. In de grandioze openingsscène van KAKKIENTRUPPEN bijvoorbeeld, ruimt een overspannen dirigent van een militaire kapel enkele vals spelende muzikanten op zeer bloederige wijze op, waarbij Girolami alvast lijkt te oefenen voor zijn latere gorefest ZOMBI HOLOCAUST (1980). ZIO ADOLFO is met afstand de betere film, al blijft het een typische Italiaanse komedie, met veel groffe èn flauwe grappen, een absurdistische sfeer en acteurs die eerder op hun markante uiterlijk en schmierkunst dan op hun spelcapaciteiten zijn uitgekozen. .Voor zover ik weet is ZIO ADOLFO (‘Oom Adolf’) nauwelijks buiten Italië uitgebracht, maar uitgerekend in Duitsland is de film op video verschenen, onder de titel ONKEL ADDI. Het is een bijzondere versie. Niet alleen is de sfeer door de Duitse nasynchronisatie (met medewerking van de ‘Stachelschweine’) vrij bizar, ook besloot de distributeur geen enkel risico te nemen en de film te laten inleiden door een olijke vent die ons uitlegt dat het hier een parodie betreft: ‘Die Italianen toch, die zijn zo vrolijk, want daar schijnt altijd de zon, ze lachen om alles, om Caligula, de kerk, Mussolini, en ook om Adolf Hitler. Hopelijk kunnen wij daar net zo om lachen als zij. Kom mee, naar Onkel Addi!’ Na deze eigenaardige opening gaan we er eens lekker voor zitten en worden we meteen getracteerd op archiefbeelden van Adolf Hitler die een ritje door een uitzinnig Sieg-Heilende meute maakt. Gelukkig eindigt deze iets te lange generiek in een flauwe, maar essentiële punchline, die een aangenamere toon zet: Adolf’s immer strak opgeheven rechterarm blijkt een prothese, die hij afdoet zodra hij thuis is. Via een reeks grappige sketches wordt vervolgens getoond hoe Adolf opgroeide. Zo versteent hij als baby een slang die bij hem in de kinderwagen kruipt, dit met een fier opgeheven rechterhandje (‘er war damals schon Tšdlich!’) en redt hij als puber – inclusief Lederhosen en een beginnend snorretje – een zuipfeest van de ondergang (‘mein Gott, das Bier ist alle!’): een leeg vat bier begint spontaan te stromen wanneer de kleine Adolf met een klericaal handgebaar een Swastika in de lucht tekent. .Dan worden de tweelingbroers Herman en Gustav geintroduceerd, waarbij zanger en komiek Adriano Celentano een dubbelrol vervult. Herman, illusionist en gespecialiseerd in het bloedig doorzagen van dames, wil graag bij de SS, terwijl Gustav anarchist is en de nazi’s te vuur, te zwaard en met bommen bestrijdt. Dat levert dus veel vreemde taferelen op. We volgen voornamelijk de carrière van Herman, die allerlei proeven van bekwaamheid moet afleggen. Tenslotte weet hij tot de kring van Adolf’s intimi door te dringen. Samen houden ze een onvergetelijke discussie op het terras van Hitler’s adelaarsnest. Adolf wordt voornamelijk door een stand-in (Giuseppe Diamanti) gespeeld, maar men gebruikt ook grofkorrelige stock footage van de tiran, ontleend aan de beroemde kleurenfilms die bij de Berchtesgaden werden opgenomen. De authentieke Hitler windt zich hierbij zeer op over de roddels betreffende zijn persoonlijke hygiëne (‘Ich stinke nicht! Wer sagt dass ich stinke?’). De nasynchronisatie van Adolf klinkt overigens ook authentiek, met zwaar aangezette rrr, wat de hilariteit aanzienlijk verhoogt. Tal van sketches volgen, waarbij Herman en Gustav hun strijd tot ver na de val van het Derde Rijk doorzetten. Al met al is dit een curieuze film, die alleen in de jaren ’70 gemaakt had kunnen worden en bovendien in Italië een groot succes werd. Zelfs seventies-uitwas Amanda Lear, die de dertig-plussers vast nog herinneren als de loensende en met een basstem zingende ’transseksueel’, komt even opdraven. Ze brengt, gestoken in een blauw glitterpak, de ultra-ranzige discostamper ‘Goodbye, Auf Wiedersehen’ ten gehore in een Duits veldhospitaal vol verhitte gewonden, waarbij zelfs de knakworsten op de borden spontaan overeind komen. . absoluut cultmateriaal. En zanger/acteur Adriano Celentano, die zijn carrière begon in de musicals van Lucio Fulci, is altijd goed voor een lach, al is het maar door zijn primitieve uiterlijk. (Hij speelde zelfs zonder make-up een aap in het stuitend slechte BINGO BONGO uit 1982). Het regie-duo Castellano & Pipolo maakte veel van dit soort absurde komedies, vaak met Celentano. Misschien wel het mafste aan de hele zaak is dat de heren het script van ZIO ADOLFO baseerden op hun eigen gelijknamige roman. Hoe al die krankzinnige scènes er op papier uitzien stemt nieuwsgierig. Neem de sketch rond Batman en Robin die door een Duits vuurpeloton worden geëxecuteerd, of Adolf die samen met Hermann Gšring een staaltje discodansen ten beste geeft, dit wederom met inventief gebruik van de archiefopnamen, Celentano die poker speelt met Frankenstein, Dracula en Mr. Hyde. . Inderdaad: die Italianen lachen om alles.

Copyright Mike Lebbing. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. .Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #50, p41.

© Mike Lebbing
27 april 2011
  • Titel
    Loggerheads
  • Lengte
    94 minuten
  • Regie
    Franco Castellano, Giuseppe Moccia
  • Scenario
    Franco Castellano, Giuseppe Moccia
  • Cast
    Adriano Celentano, Claudio Bigagli, François Bastien
  • Taal
    Italian
  • Land
    Italy
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments

Ons magazine bevat nóg veel meer.

Word abonnee!

Als je houdt van de genrefilm, is ons magazine echt wat voor jou.
Neem een abonnement en voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat.