Tot mijn favoriete acteurs reken ik Philippe Noiret, Michel Serrault, Wallace Shawn, Nino Manfredi en Steve Martin; geen inwisselbare spierballen-showers die halve zolen van helden spelen, maar heren met markante koppen, een eigen stijl en veel, heel veel karakter. Van hen verdient Steve Martin zo langzamerhand een standbeeld voor innemendheid; hij is de vleesgeworden kwinkslag en zo grenzeloos sympathiek, dat alleen John Candy in zijn schaduw kan staan (wanneer deze eens flink zou afvallen).
Martins typisch Amerikaanse voorkomen contrasteert sterk met zijn Europese gevoel voor humor, dat soms doet denken aan Monty Python’s Flying Circus in de neiging naar volkomen ontsporend absurdisme. (Hij heeft in zijn oeuvre ook al een leuke collectie silly walks opgebouwd.).Kortom: de man is behoorlijk leuk. Van de films die hij tot dusver maakte waren Trains, Plains and Automobiles (subliem een-tweetje met Candy onder trefzekere regie van John Hughes), Parenthood (een feest), Dirty Rotten Scoundrels (gezellig en leuk) en het tot cult opgestegen Dead Men Don’t Wear Plaid wel de beste. Aan The Greatest Hits of Steve Martin kan nu L.A. Story worden toegevoegd, een door Martin himself geschreven en door Mick Jackson geregisseerd juweeltje dat op subtiel-komische wijze verhaalt van hoe na regen toch weer die heerlijke zonneschijn tevoorschijn straalt. Terwijl chansonnier Charles Trenet op de geluidsband zomerzingt over ‘La Mer’, danst de film, middels een vrolijke en feeërieke openingssequentie vol beeldpoëzie, dat eigenaardige metropool Los Angeles binnen. Niks klassenmaatschappij, niks rassenrellen, niks realiteit (Goddank!) Ð we zijn niet te gast in CNN-L.A., maar in het L.A. zoals we dat allemaal zo goed kennen uit de sprookjes van 1001 nacht. Het Los Angeles van suikerwerk-architectuur en genereuze gazons met palmen bezet, van geaffecteerde nouveau-Californian-riche in nouveau-Californian-cuisine-restaurants, van opgeblazen lichaamscultuur, dubbelgecodeerde sociale étiquette en de bijna-permanente zonneschijn. Helemaal het L.A. van de wisecrackende tv-meteoroloog Harris K. Telemacher (Steve Martin says: ‘Hi, Groucho!’) die echter onder de strak blauwe L.A.-hemel langzaam de ondraaglijke lichtheid van zijn bestaan begint te onderkennen. Hoewel zijn clowneske weerpraatjes (‘. .and now the toupet report. .’) nog steeds gewaardeerd worden, hij leuk kan rondkomen en er een imago-bewuste society-vriendin (Marilu ‘Taxi’ Henner) op na houdt, ervaart Harris zijn leventje als het Californische klimaat: zon, zon, zon en nog eens zon. Een mens wil wel eens wat anders. Een nachtelijke conversatie met een elektronisch verkeersinformatiebord op een van de freeways doet Harris inzien dat het Ene Vonkje mist. Vervolgens: ‘Poeffh!’ Ð voilˆ Sara O’Donnell (Victoria Tennant; Mrs. Steve Martin), een Britse journaliste die een artikel over Los Angeles moet schrijven. Sara vindt dat het cultuurgoed van L.A. in een kwartier bekeken is, ze blijft hardnekkig links rijden en speelt trans-Atlantische tuba. Echte liefde dus, al weigeren de betrokkenen partijen dit te accepteren. Sara rommelt wat in de marge met haar poëzie-citerende ex (Richard E. Grant), Harris realiseert zich zijn sterfelijkheid bij de charmante doch doodvermoeiende dynamiek van de 23-jarige SanDeE (Sarah Jessica Parker). Toch vinden de geallieerden elkaar, terwijl de grijze wolken wegdrijven, stenen leeuwen in vertedering buigen naar een voorbijgaande jeugd en een zondvloed van zonneschijn deze grote-stads-romance overspoelt. L.A. Story is niet alleen classic Steve Martin, het is ook en vooral een verkwikkende zomerse duik in een azuurblauwe swimming pool van menselijke eigenaardigheden en eigenaardige menselijkheden. Het script, dat een heerlijke cocktail is van absurde situaties, lichte tragi-comedie en subtiel verwoord optimisme, geeft volop de ruimte aan kleurrijke figuren die de spirituele dialogen op het lijf geschreven zijn. Maar het mooist van alles is misschien wel dat het verhaal zich afspeelt in een wonderlijk-fantastieke sfeer waarin ieder ogenblik de voorzienigheid het levenspad van Harris K. Telemacher kan doen oplichten. Af en toe doet L.A. Story denken aan Toto Le Héros en aan Alberto Express, waarin de realiteit ook niet meer betekende dan dromen met de ogen open. De film komt echter dichter bij Field of Dreams; niet in de laatste plaats door de aanwezigheid van electronische borden die uit zichzelf raadseltjes opgeven aan bijzondere mensen. Er valt een weldaad aan geestige scènes te proeven. Harris’ rolschaats-tour door een museum voor moderne kunst is om van te smullen; dit is Steve Martin in topvorm. Geniaal gestoord (en rechtstreeks van John Cleese en Co. afstammend) is de scène waarin Harris al zijn financieel en maatschappelijk krediet moet aanwenden om een tafeltje te bemachtigen bij restaurant l’Idiot, L.A.’s nieuwste hot spot. Ook VIP-heid komt in gradaties en de argeloze trendvolger Telemacher moet op audiëntie bij de Fourth Reich Bank of Hamburg (. .), alwaar onder de haviksblik van de idiote ma”tre naar de diepte van Harris’ financiële zee wordt gepeild. De scène waarvoor echter ècht het petje af moet is die waarin Sara tijdens een in-crowd-erig diner de midlife crisis van Harris komt binnengewandeld. In deze razendknappe scène vonkt het niet alleen tussen Londen en Los Angeles, maar worden de diverse onderlinge verhoudingen geschetst en komt de leefwijze van dit exclusieve L.A.-wereldje kamerbreed in beeld. Dit alles is buitengewoon geinspireerd geënsceneerd door Mick Jackson, die ervoor zorgde dat het scenario niet versplintert tot een aaneenschakeling van losse sketches, maar juist opbloeit tot een warm en hecht geconstrueerd verhaal met een wat melancholieke ondertoon. Hij werd daarin zeer geholpen door een perfecte montage (de film vloeit o zo ritmisch voort), gave decors, fraaie muziek die naadloos bij de dromerig-romantische sfeer aansluit (o.a. van de Ierse zangeres Enya) en werkelijk adembenemend camerawerk. En passant zien we Rick Moranis in de rol van opgewekte grafdelver en zijn er cameo’s van Woody ‘Cheers’ Harrelson, fotomodel Iman en Martins voormalige Saturday Night Live-buddy Chevy ‘You can call me Al’ Chase. Ook horen we nog even het onmiskenbare krakerige stemgeluid van Monty Pythons Terry Jones (als Sara’s moeder). L.A. Story is zo’n comedie die, door de subtiel ingevoegde fantasy en de aandacht voor personages en hun wondere wandel, een meerwaarde bezit die maakt dat hij beklijft. Blijkbaar werd de film te moeilijk geacht voor de Nederlandse bioscoop-bezoeker, want de distributeur had er wel één copie voor over. Ik zal daar verder maar niets over zeggen. Nu ligt de film in vrijwel iedere videotheek, ergens tussen Virgin High en Hot Shots en glimlacht je tegemoet als een nagekomen zomerdag. Double-decaf-ed and w“th that twist of lemon. P.S. SanDeE’s telefoonnummer is 555 2312. **** Copyright Oliver Kerkdijk. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. .Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #3, p17.