Het ligt voor de hand te denken dat Roger Corman, boekanier van Amerika’s low budget-filmindustrie, het verschijnen van Jan de Bont’s THE HAUNTING (remake van Robert Wise’s film, 1963) en William Malone’s HOUSE ON HAUNTED HILL (remake van William Castle’s film, 1958) heeft aangegrepen om met gezwinde spoed iets vergelijkbaars op de markt te brengen.
Het ligt voor de hand te denken dat Roger Corman, boekanier van Amerika’s low budget-filmindustrie, het verschijnen van Jan de Bont’s THE HAUNTING (remake van Robert Wise’s film, 1963) en William Malone’s HOUSE ON HAUNTED HILL (remake van William Castle’s film, 1958) heeft aangegrepen om met gezwinde spoed iets vergelijkbaars op de markt te brengen. HENRY JAMES’ THE HAUNTING OF HELL HOUSE (zoals de officiële titel luidt) dateert echter van juist vóór die tijd en behoort tot een geplande reeks van films naar de metafysisch getinte verhalen van Henry James (1843-1916), zoals verzameld in Ghostly Stories and Sundry Observations (1875). In die serie – waarin ook de zoveelste herverfilming van James’ meestervertelling The Turn of the Screw te verwachten valt – is tot op heden alleen de onderhavige film verschenen. Portsmouth, Gosshen University, 1905-1910. De bemiddelde student James Farrow (Bowen) eist dat zijn zwangere (en heimelijke) verloofde Sarah (O’Donnell) zich laat aborteren om een schandaal in zijn familie te vermijden. Hevig ontdaan door de gruwelijke methoden van de aborteur, vlucht James. Hij laat Sarah in de steek, die tot prostitutie vervalt en door een wilde klant wordt vermoord. Geteisterd door wroeging en afgrijselijke nachtmerries, wendt James zich tot de merkwaardige professor John Ambrose (York), die met soortgelijke gevoelens van berouw worstelt. Beide mannen proberen een schuld, op zich geladen in het verleden, door mentale zelfkastijding te vereffenen en gaan hieraan te gronde. Met ‘achterstallige betalingen’ neemt de dood geen genoegen. . De scenaristen Shapira en Marcus hebben Henry James’ vertelling qua plot en intentie z— ver achter zich gelaten, dat de vraag rijst waarom zij zich Ÿberhaupt door het verhaal hebben laten inspireren. Natuurlijk gaat deze bemerking op voor talloze aan literaire werken ontleende scenario’s (en niet alleen in de low budget-sector), maar door James’ bedoelingen los te laten, ontstaat een volledig uitgeholde structuur, een karkas, waarin shockmomenten van gratuit gehalte de aandacht van de kijker moeten vasthouden – ‘bangmakertjes’ om een niet zeer meeslepend geheel van stamina te voorzien. Gezegd moet worden dat de figuur van Prof. John Ambrose een powerhouse-acteur vereist met de gedrevenheid van een Vincent Price. Hoewel Michael York met het verstrijken der jaren een steeds krachtiger Abraham Lincoln-profiel ontwikkelt, is de acteur, met alle respect, teveel een softie om de aan verkreupelend zelfverwijt bezwijkende Ambrose overtuigend gestalte te geven. De geheel op locatie in Ierland gedraaide film ziet er fraai uit, maar maakt per slot de indruk van een werkstuk dat op gezette tijden heel hard ‘Boe!’ roept en hoopt dat wij daar behoorlijk van zullen schrikken. P.S.: De film heeft niets te maken met THE LEGEND OF HELL HOUSE (John Hough, 1973). ** Copyright Erique J. Rebel. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. .Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #45, p17.