Twee lulletjes rozenwater maken in de Engelse bossen tegen heug en meug jacht op een schare lesbische vampiers. Met als ultiem wapen een zwaard dat een handgreep heeft in de vorm van een penis. Ja, LESBIAN VAMPIRE KILLERS brengt precies het soort subtiele humor dat de titel doet vermoeden.
De combinatie horror en humor leidt zelden tot een bevredigend resultaat. Tegenvoorbeelden als de zombiekomedie SHAUN OF THE DEAD bewijzen dat je die symbiose het best op een zo compromisloos mogelijke manier kunt aanpakken. Dat wisten scenaristen Paul Hupfield en Stewart Williams een paar jaar geleden al. Ze hadden hun van de pot gerukte titel al geprikt nog voor ze een letter van het scenario op papier hadden staan. De titel hielp om de focus lekker scherp te houden. LESBIAN VAMPIRE KILLERS mocht vooral niet te serieus worden.
Uiteraard zijn de vampierjagers van dienst geen met knoflook, houten staken en wijwater uitgeruste professionals. De ene, Jimmy, is een softie die voor de zevende keer gedumpt is door zijn vriendin; de andere, Fletch, een blufferige branieschopper die wegens agressief gedrag zijn job als clown op kinderpartijtjes kwijt is geraakt. Om hun miezerig stadsbestaan even te ontvluchten, willen ze gaan backpacken. Op goed geluk mikken ze, straalbezopen, een dartspijltje op de kaart van Groot-Brittannië.
Hun reis gaat naar het boerengat Cragwich, waar ze belanden in een groezelig cafeetje ‘that looks like a medieval gay bar.’ Weten zij veel dat het dorpje eeuwen geleden ten prooi is gevallen aan de vloek van de lesbische vampierkoningin Carmilla, waardoor alle meisjes op hun achttiende verjaardag in een vrouwenverslindende vampier veranderen. De opperlesbo zelf zal uit haar graf verrijzen als het bloed van de laatste vampire slayer vermengd wordt met dat van een onschuldige maagd. Nice!
Nog voor ze zich kunnen verlekkeren aan de wulpse rondingen van een in een bebloemd VW-busje rondtrekkend groepje Zweedse studentes, staan Jimmy en Fletch samen met de plaatselijke pastoor al oog in oog met kronkelende, zwevende, verleidelijke vampiers die, wanneer ze met een staak doorboord worden, uiteenspatten in overvloedig witte smurrie. ‘What’s next,’ bazelt Fletch, ‘a gay werewolf?’
Zonder het zelf te beseffen gooit hij een balletje op dat regisseur Phil Claydon misschien wel kan gebruiken in zijn volgende film. Claydon heeft in LESBIAN VAMPIRE KILLERS sowieso meteen de goede tongue-in-cheek toon te pakken. De artistiekerige sfeer van de proloog laat hij al snel varen. De in overvloedige mist gehulde bossen, begraafplaatsen en spelonken – grotendeels nauwelijks verhulde studio-opnames – zouden niet misstaan in de klassieke Hammercatalogus. Claydons low-budgetaanpak is luchtig en cartoonesk. De dialogen zijn soms zo slap dat ze toch weer grappig worden.
Dat LESBIAN VAMPIRE KILLERS ook echt werkt, komt omdat Claydon niet nalaat de voet de hele tijd stevig op het gaspedaal te drukken. De gebeurtenissen rollen zo snel en snedig over het scherm dat je nauwelijks de tijd krijgt de flauwheid ervan te bevatten. Hoofdrolspelers James Corden en Mathew Horne, te zien in de BBC-comedy Gavin & Stacey, spelen hun rol van no hopers met de juiste soort amateuristische naïviteit. Vooral Corden, die zijn met wijwater gevulde condooms lustig in het rond slingert, bewijst zijn komisch talent.
Aan de marketing van LESBIAN VAMPIRE KILLERS kunnen duurbetaalde maatpakjongens overigens nog een puntje zuigen. De website, teasers en posters vol wulpse deernen met een fijn streepje bloed rond de lippen, passen precies in het soort B-filmplaatje waar LESBIAN VAMPIRE KILLERS deel van uitmaakt. Subtiel is het allemaal niet, vermakelijk des te meer.
Di: LOC Film Distribution (NL: 30 juli / BE: onbekend)
Copyright Hans Dewijngaert. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Online gepubliceerd op 23 juli 2009.