Robs Prop Shop
Robs Prop Shop
Nederhorror & scifi
30 oktober 2017

Monstermakers: Rob’s Prop Shop

Rob en Erik Hillenbrink van Rob’s Prop Shop zijn al jaren een begrip in de Nederlandse filmwereld als experts in special make-up en practical effects. Voor een nieuwe serie interviews met monstermakers reisde Schokkend Nieuws af naar Purmerend om vader en zoon uit te horen over hun passie.

Na een carrière als special props artist voor De Nederlandse Opera, begon Rob Hillenbrink in 1986 voor zichzelf als Rob’s Prop Shop, een bedrijf dat zich specialiseert in practical effects en special make-up. Zoon Erik studeerde eerst nog production design aan de Filmacademie, maar wist altijd al dat ook hij de special effects in wilde. Op de indrukwekkende lijst films waaraan ze meewerkten vind je o.a. SINT, PROOI, THE WINDMILL MASSACRE, DE POEL en BORGMAN

Ik word ontvangen in hun enorme werkplaats in Purmerend. In de gang staat een even levensgrote als levensechte Johan Cruijff en tijdens het interview prikken de ogen van Sint in mijn rug, terwijl The Miller uit THE WINDMILL MASSACRE in de andere hoek dreigend zijn zeis heft. In de werkplaats hangen gezichten te drogen, in de opslag liggen lijken in plastic zakken en de leeuw uit PROOI deelt gebroederlijk een ruimte met de giraffe uit DIKKERTJE DAP. Je kijkt je ogen uit, maar gelukkig hebben ze ook die ruim op voorraad. Tijd voor een uitgebreid gesprek met vader en zoon over hun werk. Of, zoals ze zelf zeggen: ‘Het is geen baan, het is een way of life.’

Jullie maken al jaren practical effects. Is er veel veranderd sinds de enorme opkomst van digital effects? 

Robs Prop Shop 6

Rob: “Er is veel meer werk gekomen en het is makkelijker geworden. Als er vroeger iets moest ronddraaien, bijvoorbeeld, was dat een enorm gedoe met onzichtbare draadjes. Nu zet je er een stok en een grote motor aan, want die poetst visual effects wel weg. De samenwerking is dus heel erg belangrijk. Maar er komt over de hele wereld ook steeds meer nadruk op practical effects. Wij merken het vooral als je iemand ouder moet maken, of veranderen. Op het moment dat die mensen in de spiegel kijken, worden ze die andere figuur. Digitaal werkt dat gewoon niet.”

Erik: “Het enige waar de computer in geresulteerd heeft is dat je films kan maken die vroeger niet gemaakt werden. Er kan gewoon steeds meer en daardoor is er steeds meer werk. Al die Marvel superheldenfilms bijvoorbeeld, of kijk naar HARRY POTTER, LORD OF THE RINGS, GAME OF THRONES. Als digitale effecten er niet waren geweest, hadden die nooit gemaakt kunnen worden. Maar daar zit ook een enorm pak practical en special make-up effects in, dus wij zijn er alleen maar blij mee. Er komen steeds meer projecten die ons na aan het hart liggen. Het special-make-upvak, echt prosthetics op je acteur aanbrengen en monsters maken, dat wil je gewoon fysiek hebben. Dat zal nooit verdwijnen. Ik denk dat het een meerwaarde heeft voor alle departementen, ook op de set. Voor een acteur is er een enorm verschil tussen tegenspel geven aan iemand met stipjes op zijn hoofd en iemand die in character is. En de cameraman, de belichters, iedereen kan creatiever zijn. Je kan ergens op inspringen. Als iemand stipjes op zijn hoofd heeft dan moet je gewoon het storyboard volgen, want alles ligt vast. Dan wordt het een veel technischer verhaal. En dan raak je toch een stukje van de kunst van het filmmaken kwijt.”

Rob: “De digitale leeuw van Dick Maas in PROOI (2016) bijvoorbeeld, dat werkte ook niet. Wij hadden daar een heel sterke mening over. We hadden een leeuw gebouwd en die zit ook in veel shots. Dat zie je, het verschil is te groot. Die van ons ziet er gewoon waanzinnig goed uit, en dan heb je die digitale leeuw, die ook nog elke keer een ander formaat heeft. Het is gewoon heel moeilijk dat goed te doen voor zo weinig geld. Na de eerste viewing zei ik tegen Dick: ‘Ik zou driekwart van alle scènes met die leeuw eruit schrappen.’ Met suggestie werken, dat was veel spannender geweest. En we hebben gevochten op de set, hoor. Shots dat die leeuw om de hoek van de tafel kwam. ‘Dick, kom op, laten we het even draaien.’ ‘Nee, dat gaan we digitaal doen. We kunnen geen tijd verliezen.’ Ik zei: ‘Godverdomme, we gaan het nu gewoon draaien.’ ‘Okay, één keertje dan.’ Maar het zit wel in de film, want het ziet er gewoon beter uit. Het licht valt er goed op, alles zit erop en eraan.”

Robs Prop Shop 5

Zijn er bepaalde films die jullie geïnspireerd hebben dit vak te gaan doen?

Rob: “Ik ben in 1972 al gaan werken. Maar ik kan me wel herinneren dat ik naar THE EXORCIST (1973) zat te kijken en dacht: dat zou toch te gek zijn, als je zoiets kon maken. Er was in die tijd gewoon nog helemaal niks. Sjoerd Didden is toen een beetje begonnen met AMSTERDAMNED, maar iedereen moest het eigenlijk zelf uitzoeken. In DE LIFT rolde een schuimrubber hoofd heen en weer. Diegene die dat gemaakt heeft zei ook tegen me, toen ik voor mezelf begon: ‘Nou, dit soort klussen gaan voortaan allemaal naar jullie toe hoor. Dat is niks voor mij.’”

Wat is het leukste deel van jullie werk?

Erik: “De grootste lol is voor mij niet het eindresultaat in de bioscoop. Het is natuurlijk wel heel tof als je op de première ziet dat het effect goed werkt, maar mijn grootste voldoening is toch als we het hier gebouwd hebben en het is klaar.”

Rob: “Je doet het inderdaad voor jezelf en niet voor iemand anders, maar het ligt er ook aan wat het is. Vorige week moest er een been geamputeerd worden voor een ziekenhuisserie. En dan zie je pas op de set hoe het werkt. Zelfs de echte chirurg die erbij was, was onder de indruk. Die moest het bot doorzagen en zei tussen de takes door: ‘Fuck, dat ziet er wel heel goed uit.’ En dan staan er mensen bij die moeten kotsen op de gang… dat is leuk.” 

Robs Prop Shop 7

Jullie hebben aan veel verschillende soorten films meegewerkt. Houden jullie altijd een bijzondere affiniteit met genrefilms?

Rob: “Er zit nog een enorme hoop liefde in genrefilms. Wij hebben dat ook. Toen SINT uitkwam, belde ik de producent en zei: wat er ook gebeurt, wij gaan die film doen. Er komt maar één keer in de zoveel tijd zo’n film langs. Hetzelfde met DE POEL (Chris Mitchell, 2014) en THE WINDMILL MASSACRE (Nick Jongerius, 2016), dat zijn films die je gewoon wilt doen. Hoe vaak mag dat nog? Ik zat ooit op een forum en toen vroegen ze me: ‘Hoe komt het toch dat Nederlandse horror nooit goed wordt?’ Mijn antwoord: ‘Omdat er altijd bezuinigd wordt op het punt waar het in horrorfilms om draait. De effecten.’ Ik was blij dat we ons gelijk een beetje gehaald hebben met THE WINDMILL MASSACRE. Over de hele wereld stond in alle recensies: fucking hell, practical effects. Dat was onze intentie toen we erin gingen en gelukkig was de regisseur het ermee eens.”

Erik: “Het is soms moeilijk om mensen daarvan te overtuigen. FRIDAY THE 13TH werd ook voor een klein budget gemaakt, zeggen ze dan. Ja, voor Amerikaanse begrippen was dat inderdaad zo. Maar er was genoeg geld om alles goed te doen. A NIGHTMARE ON ELM STREET net zo – alle grote make-upbedrijven hebben daaraan meegewerkt. Zelfs de tijd van Tom Savini [special make-up artist voor o.a. MANIAC, FRIDAY THE 13TH en DAWN OF THE DEATH – MW]: volledig achterhaald nu, maar voor die tijd waren de effecten altijd goed.”

Hebben jullie zelf weleens plannen gehad om richting Amerika te kijken? 

Rob: “Nee, ik ben er ooit vijf weken geweest en toen wist ik dat het niks voor mij was. Amerika is zo anders.”

Robs Prop Shop 2

Erik: “Daar ben je ook gewoon maar een pionnetje. Dat is ook al een beetje zo in Engeland. Iemand die een film gaat maken neemt de beste boetseerder, de beste mallenmaker, de beste schilder, van alles de beste en iedereen doet zijn stukje. Maar het leuke aan Nederland is dat we gewoon alles mogen doen. Tot aan het aanbrengen op de set toe. En we bepalen zelf wat we willen maken, hoe we het willen maken, hoe we het oplossen, dus je hebt de volledige controle. Ik denk dat dat ook wel de kracht van ons is, dat we gewoon met z’n tweeën zoveel werk kunnen verzetten. Een enorm nadeel van in Nederland werken is wel dat wij altijd aan het einde van een productietraject zitten. Dat heeft vaak met geld te maken, maar ook omdat de acteurs vaak pas op het laatste moment bekend zijn en wij dan pas aan de slag kunnen. Het komt dan ook regelmatig voor dat we een hele nacht door moeten werken.”

Hebben jullie een favoriete creatie of film?

Rob: “Ik ben heel trots op OP DE DIJK. Een telefilm vijftien jaar na de brand in Volendam. Wij wonen in Monnickendam, dus dat kwam heel dichtbij. Dat bezorgde ons best wat slapeloze nachten.”

Erik: “Daar ben ik het mee eens en ik ben ook trots op THE WINDMILL MASSACRE. Toen ik de première van de film zag en de reacties die het teweeg bracht bij het publiek, en als je dan weet in wat voor tijd en onder wat voor omstandigheden we alles hebben moeten maken, dan ben ik echt trots op het eindresultaat. Hetzelfde met SINT, dat was de eerste film waarin we gewoon lekker voluit konden gaan nadat ik van de Filmacademie kwam.”

Rob: “Maar eigenlijk zoek je altijd hoe het beter kan. Ik grap weleens: als ik op een gegeven moment denk dat dit het beste is dat ik kan maken, dan moet ik stoppen. Dan is de reden er niet meer.  De beste make-up moet nog gemaakt worden. Je leert non-stop. Ik ben een keer naar een cursus van Jordu Schell geweest, een van de grote creature designers. Gewoon om te horen wat hij te zeggen had. Hij heeft hetzelfde stokpaardje als ik: luister naar mensen, kijk naar mensen, waarom zien dingen er op een bepaalde manier uit? Leer kijken, zie wat er onder je handen gebeurt. En het moet refereren aan iets dat je al kent. Ik vond het fantastisch toen Schell op de eerste les close-up-foto’s liet zien van een mandril, een hamerhaai, een giraffe. ‘Jongens, we zitten hier naar iets te kijken wat voor ons de normaalste zaak van de wereld is, maar het is totaal bizar.’ Kijk nou naar een hamerhaai, met die ogen aan de zijkant. Heel veel van Schells creatures hebben dat. En het werkt omdat het klopt.”

Robs Prop Shop 4

Erik: “Ik verzamel ook veel dierenfoto’s van het internet. In bepaalde rare hoeken en close-ups zijn het gewoon creatures. Mensen gooien soms allemaal elementen die ze tof vinden bij elkaar voor een creature, en dan werkt het niet. Het heeft teveel van alles. Hij moet heel gespierd zijn, hij heeft vier ogen en tien tanden, en hij heeft geen oren en een hoorn op zijn hoofd. Dat is niet logisch. Een mond vol enorme tanden is een creature die zijn mond nooit dicht kan doen. Dat realiseer je je misschien niet gelijk als je hem ziet, maar het doet wel iets met je perceptie van het figuur. Dat geldt voor alles. Voor THE WINDMILL MASSACRE kregen we bijvoorbeeld een normale zeis aangeleverd, maar die was veel te klein, dat zag er heel lullig uit. Dus we hebben een veel grotere en imposantere zeis gemaakt. Hetzelfde gold voor de staf van SINT, waarvan we het originele ontwerp aangepast hebben. Want die moest er natuurlijk esthetisch goed en sierlijk uitzien, maar het is tegelijkertijd ook een wapen, dus het moest wel bepaalde snijranden hebben. Het moet kloppen. Het is interessant om daarmee aan de slag te gaan. Het draait allemaal om perceptie, het allerbelangrijkste in een horrorfilm is de geloofwaardigheid. “

Nog tips voor beginnende monstermakers?

Rob: “Vergeet niet dat het heel hard werken is in dit vak, het is niet gewoon een beetje wonden maken voor film. En verder moet je er altijd mee bezig zijn. Gewoon doen, doen, doen. Van je fouten leren en weer doorgaan.  En als je advies nodig hebt mag je ons altijd benaderen.”

Fan van horror, sci-fi en cult?

Neem een abonnement!

Ons magazine bevat nóg meer en staat vol interviews, recensies en achtergronden.
Voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat!
Liever digitaal ontvangen? Dat kan ook!