Gaat Hitoshi Matsumoto met de aanstaande bioscooprelease van zijn laatste film, SCABBARD SAMURAI, eindelijk doorbreken in Nederland? De festivallieveling verdient het om door een breed publiek omarmd te worden. Schokkend Nieuws steekt alvast de vlag uit.
Alledaagse begroetingen gaan in Japan gepaard met beleefde buigingen. De makers van een Japanse tv-documentaire uit 2010 over komiek, tv-ster en regisseur Hitishi Matsumoto (te vinden op YouTube), buigen echter nog wat dieper door dan gewoonlijk. Een voice-over benadrukt met iedere lettergreep de genialiteit van het onderwerp, dat 75 minuten lang vol ontzag gevolgd wordt. Het is zo overdreven en niet in de geest van Matsumoto, dat je elk moment verwacht de komiek in beeld te zien springen om een lange neus naar de kijker te trekken. Gefopt!
Maar ze menen het, de makers. En ze zijn niet in hun eerste cliché gestikt. Achter het masker van de clown gaat bloedige ernst schuil en een moeilijke jeugd is een writer’s goldmine, dat werk. Voor de inmiddels wat sceptisch geworden kijker reden om voortijdig af te haken, ware het niet dat Matsumoto, maker van de films BIG MAN JAPAN / DAINIPPONJIN (2007), SYMBOL / SHINBORU (2009) en SCABBARD SAMURAI / SAYA-ZAMURAI (2010), inderdaad wel eens het genie zou kunnen zijn dat de kijker hier door de strot krijgt geduwd.
ELASTIEKPROEF
Matsumoto’s decennialange staat van dienst als tv-komiek zal westerlingen goeddeels onbekend zijn, maar de beelden van knipmessende medewerkers spreken boekdelen. Hij heeft in Japan minstens de status van die andere beroemde tv-komiek die films ging maken, Takeshi Kitano. Op YouTube zijn clips te vinden uit de tv-shows waarin Matsumoto optreedt. In één ervan neemt hij deel aan een wedstrijd tussen twee teams die naar aan draadjes opgehangen stukjes marsmallow moeten happen. Met een elastiek over het gezicht getrokken dat achter hen aan een wand is bevestigd. Om het moeilijker te maken. En hilarischer.
De elastiekproef zou niet hebben misstaan in SCABBARD SAMURAI, Matsumoto’s laatste film waarin zwaardloze samurai Kanjuri Nomi tot harakiri is veroordeeld, tenzij hij een verdrietig prinsje binnen dertig dagen aan het lachen weet te maken. Aangemoedigd door zijn dochtertje en twee bewakers voert de stumper een reeks vernederende stunts uit; van het door een neusgat naar binnen slurpen van een noedel tot en met lancering als menselijke kanonskogel. Het verschil met de flauwekul uit de tv-shows is dat Nomi’s martelgang bij de toeschouwer méér in beweging brengt dan alleen de lachspieren. In de documentaire trekt Matsumoto een vergelijking tussen comedy en een kaartspel. In beide gevallen gaat het erom de troefkaart zo laat mogelijk uit te spelen. In SCABBARD SAMURAI tilt hij die ‘truc’ naar een hoger plan door de slapstick niet in de overtreffende trap te laten eindigen, maar in een bitterzoet, ontroerend slotakkoord. Met de kleine-meisjestranen van Nomi’s dochtertje Tae kruipt Matsumoto gevaarlijk dicht toe naar de kitsch van de archetypische huilende-zigeunerjongetjesschilderijen, maar de kijker kan opgelucht ademhalen: eerlijk sentiment wint.
HEUPOPERATIE
In de documentaire bezoeken de makers SCABBARD SAMURAI’s hoofdrolspeler Takaaki Nomi. Met precies dezelfde sullige uitstraling als in de film oefent hij zijn eigenlijke beroep uit, dat van barman in een klein kroegje in Tokio. Nomi, een amateur op wie Matsumoto voor zijn tv-shows al eerder een beroep deed, heeft zijn malle hoofd mee, maar er was ook een andere reden voor de regisseur om zichzelf nu eens niet in de hoofdrol te casten; hij was aan het begin van de opnamen herstellende van een zware heupoperatie. Het moet voor Matsumoto, die het liefst alle touwtjes in handen houdt, een hard gelag zijn geweest.
Elders in de documentaire zien we hoe hij zich voorbereidt op de tv-show die hij al jarenlang samen met zijn jeugdvriend Masatoshi Hamada presenteert. In zijn eentje in een krappe kleedkamer ontvangt hij de regisseur, die hem vertelt wie de gasten van de dag zijn. Het ‘overleg’ neemt welgeteld één minuut in beslag, waarna Matsumoto zijn eigen make-up aanbrengt. Pas wanneer de camera’s draaien heeft hij contact met Hamada. In de minuten die eraan voorafgaan hebben de twee geen blik gewisseld. De meester vertrouwt geheel en al op zijn eigen improvisatievermogen en duldt geen inmenging. Maar ook wanneer we Matsumoto met zijn gag men rond de tafel zien zitten en er schijnbaar sprake is van een uitwisseling van ideeën, overheerst het beeld van de keizer met zijn hofhouding. Doet het ertoe? Niet zolang de methode Matsumoto vruchten afwerpt.
SLOOPBAL
In zijn eerste speelfilm, geregisseerd op de rijpe leeftijd van 44, speelt Matsumoto zelf ene Daisato. Waarom juist deze morsige figuur onderwerp is van een (nep)documentaire, is onduidelijk. Daisato mummelt wat vaagheden en lijkt geen erg spectaculair bestaan te leiden. Wat vooral opvalt is dat hij het bij zijn stadgenoten flink verbruit heeft. Op de muur rond zijn huis is hatelijke grafitti geklad, langs de weg staan borden met dito teksten, en er vliegt regelmatig een baksteen door het raam. Pas na een minuut of twintig zien we wat hem uitzonderlijk maakt. Zodra een bizar monster Tokio onder de voet dreigt te lopen, wordt Daisato in een elektriciteitscentrale tot reusachtige proporties opgeblazen om de ‘baddie’, zoals hij zijn tegenstander zelf noemt, zijn vet te geven.
Populair is Daisato allerminst; met iedere nieuwe live-uitzending van de schermutselingen schieten de kijkcijfers verder omlaag. Ondertussen vermaken wij ons uitstekend. Matsumoto voert de ene na de andere krankzinnige mutant op, zoals een octopus-achtig wezen dat voornamelijk winden laat en een gedrocht dat onze antiheld te lijf gaat met een oogbol als sloopbal. Daar weet de laatste nog wel raad mee, totdat er onverwacht een felrode duivel opduikt (die naar verluidt de Japanse angst voor Noord-Korea belichaamt). Na een duchtig pak rammel druipt Big Man Japan lafhartig af. Uiteindelijk vinden we hem terug op de set van wat een superhelden-tv-serie lijkt. Hij staat er wat beteuterd bij in een tweederangs Madurodam, temidden van acteurs in goedkoop ogende kostuums.
Matsumoto neemt in BIG MAN JAPAN zoveel op de hak – van monsterfilms à la GODZILLA, via nationale folklore en politiek tot slordig in elkaar geflanste kinder-tv – dat het de kijker al snel begint te duizelen. Maar hoe chaotisch het allemaal ook oogt, Matsumoto’s ervaring als komiek betaalt zich dubbel en dwars uit. Bovendien blijkt de Matsumotoaanse antiheld een blijvertje. In zijn volgende film, SYMBOL, voert de regisseur/scenarist er zelfs twee ten tonele: een vermoeid ogende Mexicaanse showworstelaar genaamd Escargot Man en een naamloos personage in een bolletjepyjama (Matsumoto zelf), dat een film lang alles op alles zet om te ontsnappen uit een hagelwitte ruimte waar engelenpiemeltjes uit de muren opdoemen. Wat de twee in één en dezelfde film doen blijft lang onduidelijk, totdat de twee verhaallijnen bijna letterlijk op elkaar knallen.
GODDELIJK WEZEN
Met zijn antihelden, vermenging van genres en stijlen en absurdistische humor ligt SYMBOL in het verlengde van BIG MAN JAPAN, maar tegelijkertijd legt Matsumoto bij zijn tweede film de lat hoger. Nadat de pyjamaman zich met de nodige, lachkramp verwekkende strapatsen uit zijn gevangenis heeft bevrijd, zoekt de film hogere sferen op. Letterlijk, door het personage in een reusachtige koker te laten opstijgen naar een oogverblindend wit licht. Figuurlijk, door te suggereren dat hij zijn bestemming vindt als een goddelijk wezen dat al het leven op aarde bestiert en bestuurt.
Mogen we hier een zelfportret in zien van de kunstenaar als eenzame maar almachtige schepper? Die interpretatie is even vergezocht als verleidelijk, met de beelden van de solitair opererende, door ja-knikkers omgeven Matsumoto nog vers op ons netvlies. Maar hoe anders gaat de Japanner dan weer te werk in SCABBARD SAMURAI, en dat niet alleen omdat hij de hoofdrol aan een andere acteur moest uitbesteden. De film is beheerster van opbouw dan het eerdere werk en subtieler in het mengen van stijlen; in dit geval: slapstick en tragikomedie. SCABBARD SAMURAI is met zijn strak georganiseerde scenario en humanistische ondertoon Matsumoto’s ‘gewoonste’ film tot nu toe. Het is ook de eerste waarin de hoofdpersoon zijn eigen lot bepaalt in plaats van door de regisseur in een surrealistisch limbo te worden neergekwakt.
Mogen we daar iets van een ontwikkeling uit afleiden? Zal Matsumoto de weg gaan van collega-komieken Chaplin en Woody Allen, wier films gaandeweg zowel ambitieuzer als pretentieuzer werden? Op basis van zijn bescheiden cv als regisseur valt er nog weinig zinnigs over te zeggen. Laat hem voorlopig nog maar wat aanklooien. Des te groter de kans dat hij ons met zijn vierde film weer net zo knap weet in te pakken als met de voorgaande drie.
Di: Filmfreak. Copyright Phil van Tongeren. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #99, december 2012/januari 2013.