RECENSIE
DVD

Méliès, le Cinémagicien(2002)

U kent hem als de naamgever van de prijs voor de beste Europese fantastische film, en voor de rest gelooft u het wel. Georges Méliès is immers oud nieuws: de illusionist die van de laatste jaren van de 19de eeuw tot ca. 1910 zo’n 500 films maakte, met heftig gesticulerende acteurs tegen een achtergrond van bordkartonnen decors, en dat alles nog flink bekabeld en bespikkeld ook.

Klopt. Méliès was een pionier. Niet de uitvinder van de film, maar wel degene die als eerste de ongekende mogelijkheden ervan ontdekte. Regisseur Jacques Mény trekt er in de documentaire LA MAGIE MÉLIÈS 130 minuten voor uit om te laten zien wie Méliès was en hoe hij zijn trucages tot stand bracht, en dat is geen minuut te veel. Want zijn werk is honderd jaar na dato niet alleen maar aandoenlijk en van archeologisch belang. Het is ook vrolijk, vitaal en vindingrijk.

Geboren in 1861 als zoon van een fabrikant van luxe-schoeisel, leek Georges voorbestemd om een functie in het bedrijf van zijn vader te vervullen. Maar de jonge Parijzenaar hield van tekenen en schilderen en ontdekte tijdens een verblijf in Londen de witte magie van het illusionisme. Terug in Parijs werd hij directeur van het theater Robert Houdin, waar het publiek avond aan avond werd vergast op ‘wonderen’ als het doorgezaagde weesmeisje en voorstellingen met de toverlantaarn.

Méliès zou er dertig jaar blijven, maar hield tijd genoeg over om zich vanaf 1896 in toenemende mate in de filmerij te bekwamen. Hij bouwde een gekochte projector om tot camera en nam er films mee op, die hij vervolgens in zijn eigen theater vertoonde. Op de dvd zijn er vijftien bij elkaar gebracht, gemaakt tussen 1898 en 1909 en in 1997 van commentaar voorzien door Meliès’ kleindochter Madeleine.

De eerste van de reeks, UN HOMME DE TÊTES, draagt meteen al het stempel van de maker. Méliès zelf is te zien als een man die zichzelf tot drie keer toe onthoofdt en de hoofden naast elkaar op een tafeltje zet. Er zijn nog geen druk beschilderde decors als in Méliès’ latere films, maar de zwier, het vernuft en het anarchistische plezier waarmee hij zijn publiek in de daaropvolgende tien jaar zal verbluffen, zijn al volop aanwezig. Meer dan een filmregisseur is Méliès een entertainer, gepokt en gemazeld op de bühne, die steeds weer een een-op-een-relatie met zijn publiek aangaat.

Vandaar dat zijn camera ook nooit van zijn plaats komt: Méliès beschouwde het apparaat als het oog van het publiek. Niet het beeld zelf behoorde te bewegen, maar datgene wat zich binnen de kaders afspeelde. Soms staat Méliès letterlijk als illusionist voor de camera, dan weer pakt hij een groot historisch onderwerp aan, als Jeanne d’Arc of Blauwbaard, of laat hij zijn fantasie op hol slaan, zoals in zijn beroemde VOYAGE DANS LA LUNE uit 1902. Vaak ook springen er duiveltjes op zijn druk bevolkte sets rond. Maar welk onderwerp hij ook aansnijdt, de films zijn altijd een podium om de nieuwste special effects aan het hooggëeerde publiek te presenteren: wonderbaarlijke transformaties, verschijningen en verdwijningen, het tarten van de zwaartekracht, et cetera.

Méliès ontdekte de magie van de montage en de dubbelopname, en de opwinding die hem daarbij moet hebben bevangen straalt dwars door het inmiddels gehavende oppervlak van zijn filmpjes heen. Maar hij deed meer. Hij bouwde de eerste filmstudio, een glazen kas waarin bij daglicht werd gefilmd omdat er nog geen sterke lampen waren. En, houd u vast, Mèliès was de eerste producent/regisseur die aan product placement deed: in BARBE BLEUE uit 1901 dragen lakeien opzichtig een reuzenfles champagne van het merk Mercier door beeld.

Méliès was een innovator en een artiest, maar als zakenman moest hij het afleggen tegen concurrenten als Pathé en Gaumont. Bovendien veranderde de mode. Actuele onderwerpen werden populair, steeds meer filmers trokken naar buiten en de zelfstandige filmkomiek maakte razendsnel opgang, allemaal zaken waar de aan zijn eigen stijl en werkwijze verknochte Méliès geen boodschap aan had. Rond 1912 staakte hij de filmproductie, in de Eerste Wereldoorlog transformeerde hij zijn studio tot een theater en in 1923 ging hij definitief failliet.

In 1929 werd de berooide filmpionier door een journalist ontdekt achter de toonbank van een gecombineerd snoep- en speelgoedstalletje op het Parijse treinstation Montparnasse (in de documentaire zijn er fraaie foto’s van te zien). De Franse avant-garde ontfermde zich over de bewonderde voorloper en Méliès kreeg een groots retrospectief. Zijn nieuwe vrienden zorgden tevens voor een waardige oude dag. Tot aan zijn dood in 1938 bewoonde de oude meester samen met zijn vrouw een kasteeltje bij Orly.

Bij zijn faillissement in 1923 liet een verbitterde Méliès het grootste deel van zijn negatieven in vlammen opgaan. Van de honderden films is dus nog maar een relatief klein aantal over. Maar wát er van over is, blaakt bij wijze van spreken van levenslust. Het enthousiasme, de speelsheid en de vindingrijkheid waarmee de films zijn gemaakt, stemt vanuit hedendaags perspectief zelfs weemoedig. Een volle eeuw na dit pionierswerk is niets meer onmogelijk en krijgen we het ene wonder na het andere voorgeschoteld: nog even en zelfs onze acteurs en actrices gaan digitaal. Maar verwend als we zijn, ondergaan we al die vooruitgang steeds onverschilliger. En dat maakt flink jaloers op het publiek dan zich honderd jaar geleden in totale overgave liet betoveren door de ‘cinémagicien’ uit Parijs.

Copyright Phil van Tongeren. Overname uitsluitend na goedkeuring van de rechthebbende. Origineel gepubliceerd in Schokkend Nieuws #67, najaar 2005.

1 oktober 2011
  • Titel
    The Magic of Méliès
  • Lengte
    131 minuten
  • Regie
    Jacques Mény
  • Cast
    Daniel Ceccaldi, Marina Moncade, Charles-Antoine Decroix
  • Taal
    French
  • Land
    France
guest
0 Reacties
Inline Feedbacks
View all comments

Ons magazine bevat nóg veel meer.

Word abonnee!

Als je houdt van de genrefilm, is ons magazine echt wat voor jou.
Neem een abonnement en voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat.