Haxan
Haxan
Nieuws
29 juni 2018

Des duivels

HaxanESSAY | Een vleermuis fladdert wat rond in een oud kasteel en verandert dan plotseling in een man met een masker en een cape: Satan had zijn eerste filmrol al in 1896. Julius Koetsier schreef een prachtige terugblik voor onze reli-special.

De hierboven beschreven scène komt uit LE MANOIR DU DIABLE, van filmpionier Georges Méliès. In feite is de film een aaneenschakeling van goocheltrucs, meer bedoeld om het publiek te verbazen en verrukken dan angst aan te jagen. Maar vanwege het thema wordt LE MANOIR DU DIABLE doorgaans gezien als de eerste horrorfilm. Heel veel heeft de drie minuten durende film niet te zeggen over de rol van Satan binnen de christelijke leer.

Dat geldt eigenlijk voor de meeste vroege horrorfilms waarin de Prins der Duisternis of zijn dienaren verschijnen. In Duitsland, het geboorteland van de serieuze horrorfilm, vinden we een paar mooie zwijgende films waarin iemand zijn ziel aan de duivel verkoopt: twee versies van DER STUDENT VON PRAG (1913 en 1926), en F.W. Murnaus expressionistische klassieker FAUST (1926). Die films delen een eenvoudige, duidelijke moraal: met de duivel sol je niet. In de Zweeds-Deense pseudo-documentaire HÄXAN (1922) ligt het complexer. De film is gebaseerd op het vijftiende-eeuwse Malleus Maleficarum, een handboek voor de heksenjacht van de inquisiteur Heinrich Kramer. Hierin worden de wandaden van heksen uiteengezet, evenals de beste methodes om ze tot een bekentenis te dwingen. Regisseur Benjamin Christensen benadrukt het gevaar van het bijgeloof dat tot de heksenjacht geleid heeft, maar de hoogtepunten van zijn film zijn natuurlijk de hallucinante scènes waarin Kramers beschrijvingen van hekserij nagespeeld worden. Christensen zelf speelt de duivel, die zich maar wat graag door een rij heksen op de kont laat kussen.


Het aangenaam decadente HÄXAN is een uitzondering: de meeste duivelfilms van voor de jaren zestig hebben een oppervlakkige christelijke boodschap. We zien Satan als zielenkoper (THE DEVIL AND DANIEL WEBSTER, 1941), onruststoker in het rijk der levenden (CABIN IN THE SKY, 1943) of enigszins rechtvaardige heerser van de hel (HEAVEN CAN WAIT, 1943). Bovengenoemde films zijn trouwens moeilijk horror te noemen: destijds speelde Zijne Satanische Majesteit liever in komedies, musicals en melodrama’s. In horrorfilms is natuurlijk wel altijd veel christelijke symboliek aanwezig geweest. Vampiers mogen gevaarlijk zijn, toon ze een crucifix en je hebt er geen kind aan. Misschien zit het meest curieuze voorbeeld in BRIDES OF DRACULA (1960), waarin Peter Cushing een vampier weet te doden door met een windmolen een kruisvormige schaduw over zijn lichaam te doen vallen. Maar om dat nu serieus theologisch commentaar te noemen. Nee, de relihorror als stroming kwam pas op gang aan het eind van de jaren zestig. En de genesis is een verrassend verhaal.


William Castle zag het al helemaal voor zich. De regisseur van prethorrorfilms als HOUSE ON HAUNTED HILL (1959) en THE TINGLER (1959) wist precies hoe hij Ira Levins bestseller Rosemary’s Baby (1967) zou verfilmen. Het boek over een zwangere vrouw die erachter komt dat haar buren duivelsaanbidders zijn, leek hem het soort spul dat hij eerder gedaan had. Hekserij, af en toe een dooie: vertrouwd terrein. De leider van de satanisten zou natuurlijk gespeeld worden door Vincent Price. En omdat horror in de bioscopen niet echt meer succesvol was, leek het een goed idee die ouderwetse 3D-gimmick weer eens terug te brengen.

Maar Castle zag ook iets nieuws in Levins roman. Dit verhaal speelde zich niet af in een griezelig spookkasteel in het bos, maar in een appartementencomplex in New York City. De hoofdpersonen waren jonge mensen met herkenbare problemen. Wie weet kon het stervende horrorgenre nieuw leven worden ingeblazen met deze modernisering! Castle stond onder contract bij Paramount en stelde daar het idee voor. Een paar dagen later kreeg hij een telefoontje van Robert Evans, de 36-jarige productiebaas die was aangenomen om het roer om te slaan en de studio van de naderende ondergang de redden. Evans was het eens met Castle: Rosemary’s Baby kon een hit worden. Maar, sorry Bill, niet met jou als regisseur. Die ouderwetse gimmicks doen het niet meer. Je mag produceren, meer niet.

Evans was een bewuste architect van New Hollywood. Hij wist dat Warner Bros. met BONNIE AND CLYDE (1967) het gangstergenre zou heruitvinden met een rauwe, directe stijl die jonge mensen aansprak. Zoiets wilde hij nu weer. Net als gangsterfilms waren horrorfilms sinds de jaren dertig niet enorm populair geweest, en daar moest ROSEMARY’S BABY verandering in brengen. Daarom wilde hij een jonge hond met lef in de regiestoel: Evans haalde Roman Polanski naar Hollywood voor zijn eerste Amerikaanse film.

William Castle ging teleurgesteld akkoord. Met ROSEMARY’S BABY geeft de oude generatie het estafettestokje met tegenzin door aan de nieuwe. Het is opmerkelijk dat juist deze film Satan weer relevant maakte. Zo’n oeroud monster, zo’n klassieke representatie van het kwaad, gevreesd door stoffige, conservatieve figuren, wordt in 1968 weer serieus genomen in een vernieuwende film, gemaakt voor een generatie die een stuk minder waarde hecht aan religie dan hun ouders, geregisseerd door een joodse agnost.

ROSEMARY’S BABY plaatst het oude monster in een realistisch, hedendaags decor. De zorgen van Rosemary en haar man Guy zijn de zorgen van veel twintigers en dertigers: je eerste appartement, je eerste zwangerschap. Bemoeizuchtige buren. Maar onder de oppervlakte van deze herkenbare situaties schuilt het eeuwige kwaad: de buren blijken de duivel te aanbidden, de zwangerschap leidt tot de geboorte van het satanskind. Sommige critici wisten niet wat ze aanmoesten met deze nieuwe soort horror. Renata Adler in The New York Times: ‘The movie – although it is pleasant – doesn’t seem to work on any of its dark or powerful terms. I think this is because it is almost too extremely plausible. The quality of the young people’s lives seems the quality of lives that one knows.’ Maar juist dat maakte ROSEMAY´S BABY een hit: het idee dat de duivel niet alleen in een oud kasteel op een berg kan verschijnen, maar ook in een moderne stad actief is.

Afgezien van haar agnosticisme is Rosemary eigenlijk het conservatieve ideaalbeeld van een vrouw: ze stelt zich gedienstig op tegenover haar echtgenoot, laat zijn carrière voorgaan, luistert naar alle autoriteiten. Ze wordt niet eens boos als haar man opbiecht haar in haar slaap te hebben verkracht. En juist door die brave inborst wordt ze het slachtoffer van een complot waarbij haar de autonomie over haar lichaam wordt afgenomen. Uiteindelijk gaat ze ermee akkoord. Ze accepteert haar moederschap van Satans kind. ROSEMARY’S BABY rekent af met conformisme, en met de eenvoudige moraal van eerdere duivelfilms.

Aan de andere kant van de oceaan vond in 1968 ook een afrekening plaats. WITCHFINDER GENERAL werpt een kritische blik op de Engelse geschiedenis. De film is gebaseerd op Ronald Bassetts gelijknamige boek, op zijn beurt geïnspireerd door het leven van de zeventiende-eeuwse heksenjager Matthew Hopkins. Die rol ging naar Vincent Price, zeer tegen de zin van regisseur Michael Reeves: hij wilde nu juist een serieuze, realistische film maken. Die malle oude Price had daar niets in te zoeken. Toen Price tijdens een van de vele ruzies op de set tegen Reeves zei: ‘I’ve made 87 films. What have you done?’, antwoordde de jonge regisseur: ‘I’ve made three good ones.’ Ook hier speelt een conflict tussen oude en nieuwe horror.

Ondanks de blijvende spanning tussen regisseur en ster kreeg Reeves uiteindelijk wat hij wilde: Price speelt Hopkins verrassend subtiel. Zelf vond hij het een van zijn beste rollen. WITCHFINDER GENERAL staat ver van het romantische Britse verleden zoals de horrorfilms van Hammer dat toonden. Hier werd het kruis niet gebruikt om vampiers te verjagen, maar juist om marteling van onschuldigen te rechtvaardigen.

De meest subversieve Britse relihorrorfilm is zonder twijfel THE DEVILS (1971), Ken Russells krankzinnige biopic over Urbain Grandier, een zeventiende-eeuwse priester die ter dood werd gebracht wegens hekserij. THE DEVILS is een grommend beest van een film, woest over de hypocrisie van de kerk en niet bang om te choqueren. De British Board of Film Censors zag blijkbaar niet de politieke relevantie van de scène waarin nonnen een beeld van Jezus ‘ontmaagden’. Meedogenloos werd geknipt in de film, die uiteindelijk alsnog uitgebracht werd met het X-certificaat (alleen toegankelijk voor kijkers boven de 18) in zowel het Verenigd Koninkrijk als Amerika.

Verder lezen over, bijvoorbeeld, THE EXORCIST en THE OMEN? Schokkend Nieuws #132 met het hele artikel is hier te downloaden:

Bestellen als E-book (€2,95)
{nicedownloads:56}

Het beste genrefilmblad van Nederland en België staat om de twee maanden boordevol lekkers voor filmfanaten. Zorg dus dat je ‘m in huis haalt! Niet te vinden in de winkel? Vraag je bladenhandelaar naar Schokkend Nieuws (te bestellen via VMB) of neem een abonnement, dan mis je geen enkel nummer!

 

Fan van horror, sci-fi en cult?

Neem een abonnement!

Ons magazine bevat nóg meer en staat vol interviews, recensies en achtergronden.
Voor slechts 35 euro valt-ie 6x per jaar op je mat!
Liever digitaal ontvangen? Dat kan ook!