INTERVIEW| Temple Clarke maakt storyboards voor blockbusters en cultfilms en gaf op 17 april een Masterclass tijdens Imagine. Het werk van de storyboard artiest is cruciaal in de productie van een film, maar zijn naam staat nimmer prominent tussen de titels. “Het storyboard is een handleiding.” Het lange interview dat Alfred Bos met hem had, publiceren we in twee delen.
Temple Clark over het werk van de storyboard artiest: “Je krijgt het script. Dat bespreek je met de regisseur. Die vertelt hoe hij de scène ziet en het is jouw taak als storyboard artiest om dat om te zetten in beeld, als een stripverhaal, zodat alle betrokkenen bij de productie begrijpen wat er zal worden gefilmd. Op basis van het storyboard kunnen de producers een budget opstellen, de DoP (director of photography) weet wat de shots zullen zijn, de mensen van special effects zien wat ze moeten doen. Het storyboard is het document dat voor iedereen duidelijk maakt wat er moet gebeuren.”
Voor het vak van storyboarden bestaat geen opleiding. Het is toegepast werk dat je leert in de praktijk. Temple Clark werkte mee aan zo’n honderd films en tv-producties – waaronder kaskrakers als de Bondfilm SPECTRE, GRAVITY, THE DA VINCI CODE en twee Harry Potter-films – maar had geen plannen toen hij van de kunstacademie kwam. Daar was hij opgeleid als schilder. “Wat ik doe heb ik niet geleerd op school, maar van mijn collega’s.”
In zijn tijd aan de kunstacademie van Glasgow speelde Clark in een punkband, Dreamboys. Hij leende nog eens snaren van Simple Minds-bassist Derek Forbes, vertelt hij lachend. “Maar ik heb geen aangeboren talent voor muziek, mijn oudste zoon wel. Mijn talent is tekenen.” En het was de getekende videoclip voor Elvis Costello’s Accidents Will Happen die hem onbedoeld in de filmindustrie bracht.
“Ik was geïnteresseerd in animatie en zag die fantastische video van Elvis Costello. Door toeval en geluk kon ik gaan werken bij de studio die de clip had gemaakt, Cucumber in Londen. Daar heb ik geleerd over timing, animatie, storyboards, design. Daar wist ik niets van af. Via de mensen die met de animatiestudio werkten ben ik in de filmwereld terecht gekomen. Eerst als concept artiest, later als storyboard artiest.”
Temple Clark zit in EYE en verbaast zich over de architectuur van het Amsterdamse filmmuseum. De avond daarvoor heeft hij een masterclass gegeven aan leerlingen van de Filmacademie, deze dag doet hij dat nogmaals voor bezoekers van het Imagine Film Festival. Hij heeft een paar schetsboeken meegenomen.
“Kijk,” zegt Clark en wijst op zijn notitieboek voor de Harry Potter-film PRISONER OF AZKABAN (Alfonso Cuarón, 2004). Er zitten foto’s van de filmsets in geplakt, referenties voor zijn schetsen. “Tijdens de gesprekken met de regisseur maak ik aantekeningen en schetsen in deze notitieboeken. Wat ik aan de regisseur geef is wat de regisseur van me wil. Sommige regisseurs weten precies wat ze willen en dat teken ik. Dat gebeurt niet zo vaak. Sommige regisseurs hebben het te druk om er over na te denken en vragen aan mij om iets te bedenken. Dat gebeurt ook niet zo vaak. Wat het meeste voorkomt is iets tussen die twee uitersten.”
“Vooraf lees ik het scenario en in het bijzonder de scène die we gaan bespreken. Dan ontmoeten we elkaar en de regisseur zegt: we beginnen zo. Ik maak schetsen. Regisseur: En dan doen we dat. Ik maak schetsen. Regisseur: En we eindigen zo. Ik maak schetsen. De regisseur vertelt me het begin, wat er gebeurt en hoe de scène eindigt. Wat er daartussen gebeurt, bedenk ik meestal.
Dus jij kiest de camerastandpunten?
“Eh, ja. Ik praat met de regisseur en ik kruip in zijn geest. Bijvoorbeeld, Alfonso Cuarón wil geen close ups van personen, maar half-totalen. Aan de hand van onze gesprekken zoek ik uit wat de regisseur bevalt. Op basis daarvan kies ik camerahoeken en die leg ik voor aan de regisseur. Die bepaalt wat hij gebruikt en wat niet. Wanneer de storyboards zijn getekend, geeft de DoP zijn reactie, waarop ik de camerahoeken bepaal. Ik teken ze en die worden vervolgens aangepast naar de wensen van de regisseur en de DoP.”
Temple Clark maakt zijn storyboards in fasen. Na gesprekken met de regisseur komt hij thuis met een notitieboek vol schetsen, “Ik maak aantekeningen of kaartjes en schema’s. Van die schetsen en aantekeningen maak ik een eerste opzet van het storyboard, heel rudimentair. Ik noem dat spoorlijnen, een rij van frames onder elkaar van hele snelle schetsen. Ik teken bijna net zo snel als ik denk.”
Als Clark daar tevreden over is, werkt hij de spoorlijnen uit tot een eerste ruwe versie van het storyboard. “Ik noem dat blocking in. Dat laat ik aan de regisseur zien en verwerk zijn wensen en aanpassingen in het definitieve storyboard. Doorgaans zijn daar twee of drie tussenversies voor nodig. De eerste versie van het storyboard mag niet te gedetailleerd zijn, want dan plaats je jezelf teveel op de stoel van de regisseur. Je legt hem ideeën voor en hij zegt ja of nee.”
Je laat doelbewust ruimte voor de verbeelding van de regisseur.
“Klopt. Ik stop met tekenen zodra de informatie die ik wil overbrengen op papier staat. Een goede vriend van me maakt heel gedetailleerde tekeningen, maar dat komt door zijn illustratie-achtergrond. Hij wil mooie tekeningen maken. Ik weet dat sommige regisseurs niet met zulke gedetailleerde storyboards kunnen werken. Ze bevatten teveel details voor hun brein. Ik houd mijn tekeningen daarom simpel, zodat de regisseur of de DoP zich niet beperkt voelt.”
Beeldmateriaal: Temple Clark.
Later vandaag lees je op onze site deel 2 van het interview. Imagine Film Festival duurt nog t/m 21 april.