Vanavond is het zover: FRANKENSTEIN’S ARMY , de robot-nazi-zombiefilm van Richard Raaphorst gaat in première tijdens het International Film Festival Rotterdam. Schokkend Nieuws sprak eergisteren met de Nederlandse regisseur en troggelde nog wat exclusieve beelden los.
‘Zeker zenuwachtig, ja.’ Richard Raaphorst oogt vermoeid maar opgewekt tijdens het vraaggesprek in het Amsterdamse Ketelhuis. Dat mag ook wel, want FRANKENSTEIN’S ARMY heeft een lange, lange voorgeschiedenis. Voor de meeste fans begon die met de opnames in oktober 2003 van de eerste teasertrailer van WORST CASE SCENARIO. Zelden schreef SN zoveel over een onvoltooid filmproject. Niet verbazingwekkend, want initiatiefnemers Bart Oosterhoorn (tevens redactielid), Fir Suidema en Richard Raaphorst zijn goede bekenden. ‘WORST CASE SCENARIO was echt een ander project,’ legt Raaphorst nu uit. ‘Ik heb die tijd nodig gehad. Het was een tijd van scholing. Ik heb godzijdank echt ontiegelijk veel fouten gemaakt. Maar in die periode heb ik ook drie korte films gemaakt en heel veel commercials en videoclips. En tussendoor probeer je uit te dokteren hoe je in godsnaam die ballon de lucht in kunt krijgen.’
In je korte film ZOMBI 1 uit 1995 liepen al nazizombies rond.
‘Klopt. Het nazisme is voor mij de ultieme vorm van kwaad. Dat is het archetype. Het is ook zo eng omdat het een bepaalde uitstraling heeft. Mijn kostuumontwerper wist dondersgoed dat hij ze een bepaald charisma moest geven. Die combinatie vind ik zó verontrustend. Dat ligt bij mij op dezelfde lijn als gruwelijke horror. Nazi’s zijn nog wat erger, maar nazi’s en zombies – dat langzaam wegrottende vlees – dat zijn voor mij twee ultieme angsten.’
Nazihorrorfilms is inmiddels een subgenre op zich geworden. Omdat WCS vastliep, gingen opeens films als DEAD SNOW, OUTPOST en IRON SKY ermee aan de haal.
‘Ik vind er een paar heel erg grappig, maar het is jammer dat het bij de gimmick is gebleven. Zelf heb ik geprobeerd het te doen vanuit een psychologisch inzicht. Ik heb vooraf besloten: dit wordt een character movie. Iedere Russische soldaat, maar ook ieder monster, moet uniek zijn. De nazi’s of de gimmick zijn niet het onderwerp. Het gaat vooral over mensen die afdalen in de waanzin van de oorlog. En oorlog is chaotisch, ik heb er bewust voor gekozen het zo in beeld te brengen. De ultieme waanzin vinden we uiteindelijk bij de dokter die niet eens een overtuigde nazi is, maar een opportunistische klusjesman. Zo zit oorlog in elkaar.’
Je gaat daar heel ver in. Het eerste wat je ziet zijn die Russische soldaten, waaronder de held van het verhaal, die plunderend en verkrachtend door het land trekken.
‘Maar dat is de realiteit. Dat ontkennen zou behoorlijk hypocriet zijn. Echt ziek.’
Ben je niet bang je publiek te verliezen?
‘Nee. Daar heb ik geen moment over nagedacht. Mijn filosofie is: zorg nou maar dat je oorspronkelijk blijft. Het publiek vindt het wel. Het publiek op gaan zoeken? Een target audience? Dat is allemaal bullshit.’
Waarom heb je gekozen voor fake found footage?
‘Om de kijker tot personage te maken. Ik wilde heel graag dat de kijker meedoet. Het interessante is dat het om een oorlogssituatie gaat, waarin je dus medeplichtig wordt. Je kijkt door de ogen van iemand die heel corrupt is. Maar omdat hij toch de hoofdrolspeler is, hoop je dat hij gaat winnen.’
Zelfs als je ziet dat hij de zakken van een lijk doorzoekt.
‘Dat is oorlog. Of je een Duitser of een Rus bent; het hangt er maar net vanaf waar je geboren bent. Ik ga niet zeggen wie goed of slecht is. Ik heb bewust gekozen voor een zo puur mogelijk standpunt.’
Maar wel heel pessimistisch
‘Ja, het is heel pessimistisch.’
Al moest ik dan weer wel ontzettend lachen om de oplossing die Victor (Karel Roden) daarvoor uiteindelijk in petto heeft!
‘Haha! Dat is toch logisch? Je naait ze gewoon aan elkaar!’
Victor heeft een vage connectie met Frankenstein, hij is een verre achterneef of zo. Wat is jouw band met het boek van Mary Shelley?
‘Ik heb het boek gelezen, en dat vond ik vrij saai. Maar het uitgangspunt is mooi, zo alchemistisch. Een monster. Dat vierkante hoofd. Dat is het voor mij: het mechanische vermengd met het organische. Dat vind ik afschrikwekkend en tegelijkertijd fascinerend. Zo is het idee eigenlijk geboren. Er is een dorpje in Duitsland dat écht Frankenstein heet. Er zijn dingen gebeurd, waaruit je zou kunnen afleiden dat er een dokter is geweest die werkelijk dacht dat je dit kan doen. En dát heb ik als uitgangspunt genomen. Mary Shelley heeft het ook maar gejat.’
Wat heb je Karel Roden voor aanwijzingen gegeven over zijn personage?
‘Victor was vrij lang een onduidelijk personage omdat we lang moesten zoeken naar een goede acteur. Als je eenmaal een acteur hebt, dan vouw je als het ware het personage om hem heen. Je kunt ook een acteur als te veel rauw deeg in een mal proppen, maar dat werkt niet. Karel Roden en ik zijn samen gaan verkennen: wat voor soort kerel is het? Is het een waanzinnige dokter zoals we die kennen en verwachten, of is het meer een soort automonteur? Een man die een beetje Zombots in elkaar zet, als een klusjesman? Dat vond ik eigenlijk veel toffer. Dat is iets wat ik nog nooit eerder heb gezien. Op een gegeven moment ga je elkaar voeden met ideeën. Dan gaat het heel snel heen en weer. Karel is iemand die voortdurend opbelt met nieuwe ideeën. Of het nou de nazi’s zijn of de Russen: het zal Victor worst wezen. Als hij maar zijn ding kan doen. Daar zit ook een soort ironie in. Dit is ook geen film die je heel erg serieus moet nemen. Ik dacht: dat kan ik ook goedmaken door op het einde dat archetype van Frankenstein een beetje op de hak te nemen.’
Ik ben in maart 2012 op de set geweest in Tsjechië. Je had maar een beperkt aantal draaidagen, ongetwijfeld lopen de spanningen dan wel eens op.
(Kijkt moeilijk. Aarzelt. Lacht) ‘Kijk, je hebt zoveel gedreven mensen bij elkaar. Dat leidt natuurlijk wel eens tot aanvaringen, maar iedereen was gepassioneerd voor de film. We hadden wel onze battles, maar die hielpen de film vooruit. Ik heb met zoveel plezier gewerkt daar. Zoveel creatieve geesten. Ik mis het. Echt. De Amerikaanse producenten en de Tsjechische crew, dat zijn mensen die dezelfde taal spreken. Die hoef je niet alles uit te leggen. In Nederland moet alles eerst kloppen. Daar is dat niet. Je bent veel vrijer. Mensen durven dingen aan te nemen op basis van intuïtie.”
Het viel me ook op dat overal jouw schetsen hingen. ‘De Bijbel’ noemden de mensen van Unreal FX dat.
‘Dat boekwerkje is maar tien procent van alles wat ik getekend heb. Als ik die hyperfocus eenmaal in ga en ik ben op dreef, dan gaat het maar door. Het ene ontwerp leidt tot het andere. Je ziet steeds meer mogelijkheden. Ik heb het met Rogier [Samuels, Special Effects Supervisor van Unreal FX – red] voortdurend gehad over de beperkingen en de mogelijkheden. Ik wilde niks digitaal doen. We zijn heel erg ver gegaan. Ik vroeg: kan dat, een kerel met een propellorhoofd? Is dat te doen? Dan maak ik eerst een ontwerp dat niet kan, en dan is er overleg heen en weer, net zolang tot er een ontwerp is dat wél kan. En dat wérkt. En dat we uiteindelijk ook in de fik hebben gestoken. Het is een hele hechte samenwerking. We zijn helemaal vergroeid.’
Zijn er ook Zombots die je uiteindelijk niet hebt kunnen realiseren?
‘Ja. Mijn hele computer zit vol met schetsen.’
Je houdt dus genoeg over voor een sequel?
‘Ja, maar daar ga ik deze schetsen niet voor gebruiken. Als we voor een sequel gaan – en ik heb daar een concreet idee over – dan wordt alles opnieuw bedacht. Deze ontwerpen horen bij deze film. Gaan we een nieuw tijdperk in – bijvoorbeeld… (lacht geheimzinnig)… de Koude Oorlog – dan komen er nieuwe ontwerpen die passen bij de technologie van die tijd.’
Wist je eigenlijk, dat er al een rip-off is, ARMY OF FRANKENSTEINS?
‘Dat heb ik gehoord, ja. Fucking hell. Dat is te gek! Ik kan niet wachten tot-ie uitkomt!’
Binnenkort: deel twee, waarin Richard Raaphorst vertelt over zijn nieuwe projecten: CHILDREN OF THE MOOR en PARIS I’LL KILL YOU.