Yôko Kuno en Nobuhiro Yamashita regisseerden de animatiefilm GHOST CAT ANZU, over een elfjarig meisje dat bij haar opa op het platteland gaat wonen en daar zijn enorme, pratende kat Anzu ontmoet. Anzu leeft tussen de mensen- en de geestenwereld, maar heeft ook gewoon een baan en een brommer. GHOST CAT ANZU is deze zaterdag voor het eerst in Nederland te zien op Camera Japan Rotterdam. We spraken Kuno en Yamashita na de wereldpremière van hun film op Cannes.
Hebben jullie genoten van het festival? Hoe was de ontvangst van de film?
Nobuhiro Yamashita: ‘We hebben enorm genoten, het is heel leuk hier. En de reacties van kijkers zijn geweldig om te horen.’
De film maakt gebruik van rotoscoping, een techniek die helaas nog maar zelden wordt gebruikt, terwijl het een heel aparte stijl aan animatie kan lenen. Waarom kozen jullie voor deze techniek?
Yôko Kuno: ‘Het was onze producer, Keiichi Kondo, die ook samen met ons heeft gewerkt aan een korte film, LUCKY OWL WITH SHIMAKO, en waarmee we nu bezig zijn aan een toekomstig project. Hij was de assistent-regisseur voor een andere animatiefilm waar ik even de titel van vergeten ben, waar ook gebruik werd gemaakt van rotoscoping. Hij was degene die ons samenbracht aan deze film, en die onze aandacht richtte op deze mogelijke techniek. Het is geen traditionele rotoscoping, de opgenomen beelden hebben we niet overgetrokken met een potlood, maar we hebben die beelden wel als inspiratiebron voor bijna alle animaties gebruikt.’
De eerste reacties vergeleken de film al meteen met meerdere Ghibli-films, met name MY NEIGHBOR TOTORO. Maar ik vroeg me af of jullie ook geïnspireerd waren door liveactionfilms, want de wereld voelt zo écht, zo naturel.
N. Y.: ‘Uiteraard zijn wij, net als veel mensen in het Westen, heel bekend met de Ghibli-klassiekers. Omdat ze zo bekend zijn hebben we expliciet geprobeerd om niet aan het oeuvre van Miyazaki te denken. Toch glipt er wat in zonder dat je het doorhebt, haha. Ik denk dat het realisme vooral te danken is aan de techniek, omdat je echte acteurs kunt regisseren en ze een bepaalde richting in kan sturen. Zelfs nadat je dat vervolgens natekent blijft dat realisme achter.’
Y. K.: ‘Maar tegelijkertijd zijn de personages heel simplistisch en schattig, en dus totaal niet realistisch, en die tegenstrijdigheid vonden we allebei heel leuk.’
Het personage Anzu komt uit een populaire manga geschreven door Takashi Imashiro. Weet u nog wanneer u het bronmateriaal tegenkwam, en waarom het zo tot u sprak?
N.Y.: ‘Ik was een fan van Imashiro voordat hij aan Ghost Cat begon, ik las zijn manga’s al jaren. Hij werkt in allerlei genres, van bovennatuurlijk tot heel realistisch. Toch was Ghost Cat een heel andere insteek voor hem. Het is veel meer gericht op kinderen, en zowel de producent als ik waren het er over eens dat het heel geschikt was voor een filmbewerking, meer dan het andere werk van Imashiro.’
Als Europeaan vond ik de manier waarop de film de onderwereld presenteerde heel bijzonder. De hel komt heel erg gewoontjes over, het ziet er niet uit als de meest verschrikkelijke plek die je je kan voorstellen. Ik ben hier vrij onwetend over, ik vroeg me af of dit een typische Japanse manier is om de onderwereld te presenteren, of is dit jullie eigen interpretatie?
N.Y.: ‘Dit kwam allemaal van de scenarist Shinji Imaoka, dus hij verdient de eer.’
Y. K.: ‘Maar inderdaad, over het algemeen wordt de hel niet op dezelfde manier gezien door Japanners als door Westerse mensen. Het is niet een idee dat alleen maar angst moet inboezemen, het heeft iets bekends, zelfs iets gewoontjes.’
Veel van de humor in de film komt voort uit de interacties tussen de dorpsbewoners en de mythische wezens die zich op de rand van de realiteit bevinden. We zien een heel nonchalante houding tegenover het bovennatuurlijke. Ik vroeg me af wat jullie zelf vinden van deze houding, zouden moderne samenlevingen profijt kunnen halen uit een betere band met het magische?
N.Y.: ‘Het is fijn om te horen dat dit aspect van de film gewaardeerd wordt, hopelijk is dit iets dat eruit zal springen voor het publiek wereldwijd, en niet alleen in Japan. Ik denk dat we tegenwoordig inderdaad iets missen aan connectie met het spirituele of het bovennatuurlijke, niet zozeer in een religieuze context, maar meer in ons alledaagse leven. Het is niet dat we per se die boodschap wilde meegeven, maar nu ik de film met een publiek zie, snap ik dat gevoel wel. De connectie met de mythische wereld om je heen kan heel geruststellend zijn.’
Het is een verhaal over rouw, maar tegelijkertijd ook heel erg grappig. Wat is jullie favoriete grap in de film?
Y.K.: ‘Dit vereist misschien wat context, maar mijn favoriete moment is wanneer de Binbōgami binnenkomt. Een Binbōgami is een geest of god van armoede, en in deze film ziet hij eruit als een dunne oude man in een lendendoek. Als hij bezit van je neemt, heb je meteen veel ongeluk. Alleen Anzu kan hem zien, en hij loopt binnen en neemt bezit van iemand waar Anzu mee aan het praten is. Maar hij is heel beleefd, en zegt sorry tegen Anzu dat hij het gesprek onderbreekt. Dat vond ik zelf echt geweldig, haha.’
N.Y.: ‘Even een vraag, hebben jullie in Nederland ook het stereotype dat katten niet van warm eten houden?’
Ik weet wel dat je het eten van je kat niet te warm moet maken, maar verder niet, nee. Ik geloof niet dat het een gezegde ofzo bij ons is.
N.Y.: ‘In Japan is dat een begrip, dat katten geen warm eten lusten. In de opening van de film gaat Anzu aan tafel zitten bij de opa, en brengt een oud dametje een dienblad met thee binnen. En ze zegt tegen Anzu: “Ik heb het voor jou wat lauwer gemaakt”. Japanners zullen daar zeker om moeten glimlachen, haha.’