VOORPRET | Vanaf 27 februari mag de levensechte pop Brahms weer aan het dansen in de sequel THE BOY: BRAHMS’ CURSE. Favoriet trucje in dit soort films: de jump scare. Enkele van onze favoriete schrikmomenten op een rij.
THE BOY was in 2016 een aardige en enge poppenfilm in de stijl van ANNABELLE (2014). Regisseur William Brent Bell speelde vooral het eerste driekwart van de film op safe, maar pakte in een memorabel slotakkoord toch nog uit met een verrassing van formaat; ‘Brahms was never just a doll.’ Ik ben benieuwd hoe die onthulling uitgewerkt wordt in THE BOY: BRAHMS’ CURSE. Hierin neemt een nieuwe, nietsvermoedende familie zijn intrek in het Heelshire Mansion. Zoontje Jude (Christopher Convery) wordt blijkbaar beste vriendjes met de porseleinen pop en Katie Holmes mag heel angstig kijken.
Verwacht wordt dat regisseur Bell wel weer zwaar zal inzetten op jump scares. In de eerste film zaten er genoeg. Denk aan de taxichauffeur die aan het begin van de film plotseling tegen het raam tikt, waartegen hoofdrolspeelster Greta (Lauren Cohan) in slaap is gesukkeld. Of boodschappenjongen Malcolm (Rupert Evans) die om onverklaarbare reden achter Greta aansluipt om haar vervolgens met een luide ‘Hi there!’ te begroeten. Het mooiste voorbeeld van een jump scare zit verderop in de film: het is nacht en onweert. Greta wordt wakker en dwaalt met een kaars in de hand door de lange, donkere gangen van het landhuis. Gebiologeerd staart ze naar het levensgrote schilderij van de familie des huizes. Alles is stil. Er gebeurt niets … niets … niets …, tot plotseling een hand uit het schilderij naar voren komt. Pats boem!
THE PHANTOM OF THE OPERA (Rupert Julian, 1925)
De jump scare associëren we met moderne horrorfilms zoals THE CONJURING (2013) of THE NUN (2018), maar er zijn genoeg voorbeelden van de spanningstechniek te vinden in vroegere films. In THE PHANTOM OF THE OPERA, naar het boek van Gaston Leroux, raakt de onbekende operazangeres Christine Daae (Mary Philbin) in de ban van een mysterieus spook (Lon Chaney) dat zich in de catacomben van het operagebouw verbergt. De ontmaskeringscène werd klassiek in de musicalversie van Andrew Lloyd Webber, maar zit ook al in de film uit 1925. Langzaam grijpt de nietsvermoedende muze naar het masker van haar leermeester. De spanning voor het publiek wordt opgebouwd. En daar is het dan: het gruwelijk verminkte gezicht van het spook. Brrr!
CAT PEOPLE (Jacques Tourneur, 1942)
Regisseur Jacques Tourneur was geen fan van de jump scare. Hij maakte liever sfeervolle, suggestieve horrorfilms waar de angst als een ongrijpbare emotie in ronddwaalt. Maar in CAT PEOPLE zit toch een knappe jump scare verwerkt. In de film wordt gehint dat de Servische Irene Dubrovna (Simone Simon) in een zwarte panter kan veranderen. In de bewuste scène zet ze de achtervolging in op Alice Moore (Jane Randolph), die na een afspraakje langs een donkere straat naar huis wandelt. De hele tijd heeft ze het gevoel dat ze achtervolgd wordt. Omdat Tourneur de kijker liet zien dat Irene in de buurt was, vermoeden we dat de panter zal toeslaan. Op het moment dat de spanning het grootst is, worden we plotseling opgeschrikt, maar het schrille gegrom van de panter blijken de piepende remmen van een bus te zijn die net aankomt. De kijker is op het verkeerde been gezet en Alice kan opgelucht ademhalen.
THE THING FROM ANOTHER WORLD (Christian Nyby, 1951)
Een van de bekendste toepassingen van een jump scare is die van de gesloten deur. Zowel personage als toeschouwer weet niet wat daarachter verscholen gaat. Op weg naar de deur wordt de spanning opgebouwd. Dan reikt de hand langzaam naar de deurknop … en springt het beest tevoorschijn. Zo ook in THE THING FROM ANOTHER WORLD, naar het verhaal Who Goes There? van John W. Campbell Jr. waarin een groep wetenschappers op een noordpoolbasis het ding uit de titel op de hielen zit. Het ding houdt zich verscholen achter een gesloten deur en als de wetenschappers die deur openen, springt het meteen naar voren. De scène illustreert ook een andere, belangrijke regel in horrorfilms: de dreiging is vaak spannender dan de visualisatie.
CARRIE (Brian De Palma, 1976)
Een jump scare is pas effectief als je hem niet verwacht. Een van de betere voorbeelden zien we in de epiloog van Brian De Palma’s King-verfilming CARRIE. Sue Snell (Amy Irving) is herstellende van de gebeurtenissen uit de film. We zien haar wandelen naar het graf van Carrie (Sissy Spacek) om daar bloemen neer te leggen. Alles lijkt vredig: de zon schijnt en op de achtergrond tingelt een sfeervol muziekje. Maar op het moment dat Sue de bloemen op het graf drapeert, verschijnt daar de bebloede hand van Carrie. Het geschreeuw van Sue gaat door merg en been. Het is een scène die in alle eenvoud, zelfs na talloze kijkbeurten, nog eng blijft.
THE EXORCIST III (William Peter Blatty, 1990)
Het gebruik van geluid is cruciaal voor een goede jump scare. In het ideale geval wordt de jump scare zelfs ingeleid door de totale afwezigheid van geluid. De rust en stilte impliceert dat er eigenlijk niets aan de hand is. De scène in het psychiatrisch ziekenhuis uit THE EXORCIST III – ‘one of the scariest scenes ever featured in a horror movie’ – is daar een mooi voorbeeld van. We zien een verpleegster een kamer binnengaan en vervolgens weer buitengaan. Naast het spelen met (de afwezigheid van) geluid, laat regisseur William Peter Blatty hier verder het cameraperspectief de angst bepalen. We zien de gebeurtenissen van op een veilige afstand. Tot de moordenaar als een duiveltje uit een doosje van achter de muur verschijnt en, gelijktijdig met de aanzwellende muziek, ook de camera plotseling close gaat. De veiligheid is weg. We zitten er als kijker met onze neus op en dat is doodeng.
IT FOLLOWS (David Robert Mitchell, 2014)
Omdat de jump scare in vele horrorfilms tot een cliché verworden is, moeten regisseurs inventief worden: zo kan de spanning een paar keer uitgesteld worden, tot de elastiek uiteindelijk knapt en de jump scare een feit is. Mooi voorbeeld daarvan is de scène met de lange man uit IT FOLLOWS, de paranoïde voorstadhorrorfilm van regisseur David Robert Mitchell uit 2014. Ironisch genoeg een prachtig gefotografeerde film vol long takes en uitgekiende travel shots. In de bewuste scène denkt tiener Jay Height (Maika Monroe) dat er iemand in het huis is. Ze verschanst zich in haar kamer. Wanneer er op de deur wordt geklopt, durft ze tot twee keer toe niet open te doen, maar het blijken haar vrienden te zijn … tot plotseling toch die lange gedaante in beeld verschijnt en Jay het uitschreeuwt van angst.
EL ORFANATO (J.A. Bayona, 2007)
Spookhuisfilms zijn ideaal voor jump scares, maar weinig regisseurs weten de locatie zo effectief in te zetten als J.A. Bayona in EL ORFANATO, met een beetje hulp van schrijver-producent Guillermo Del Toro. In de film keert Laura (Belén Rueda) samen met haar man Carlos (Fernando Cayo) terug naar het weeshuis waar ze als kind verbleef. Ze wil het majestueuze gebouw aan de rand van de zee opknappen en inrichten als een tehuis voor gehandicapte en zieke kinderen. Maar het noodlot slaat toe. De film kraakt als een oude grammofoonplaat. Toch speelt de ultieme jump scare zich niet af binnen de muren van het weeshuis maar er buiten. Bayona doet iets dubbel onverwachts, als een bokser die twee slagen na elkaar uitdeelt. De kijker ligt knock-out in de touwen. Maar is dat niet het ultieme doel van de jump scare? Kijk en oordeel zelf.
Wat zijn jouw favoriete jump scares? Deel ze via onze Facebookpagina!